Een interface kun je zien als een intermediair waardoor twee systemen met elkaar kunnen praten. Het begrip 'systemen' moet je dan heel breed zien. Een mens kan ook een 'systeem' zijn. Twee mensen die een verschillende taal spreken, hebben een tolk nodig waardoor ze met elkaar kunnen communiceren. De tolk is dan de interface.
Mensen communiceren in toenemende mate met computers en met technologie. De onderdelen die de communicatie tussen mens en machine mogelijk maken, noemen we de interfaces. Over verschillende vormen van interfaces gaat deze blogpost. Wat is er nu mogelijk, en wat is er in de toekomst mogelijk?
Toetsenbord en beeldscherm
De traditionele manier om aan een computer duidelijk te maken wat je wilt, is invoer via een toetsenbord. Je voert een commando in met het toetsenbord. En de computer 'praat' terug via het beeldscherm. We communiceren hier vooral door gebruikmaking van tekst en code. Je moet ervoor kunnen lezen en schrijven om het gericht te kunnen gebruiken.
Muis en muisvervangers
Daarna volgde de (inmiddels ook traditionele) grafische interface. De computer 'praat' nog steeds via het beeldscherm tegen je. Maar nu niet alleen meer met tekst, maar óók met pictogrammen, knoppen en vinkjes. Op het beeldscherm vind je een pijltje of cursor die je kunt bewegen met een muis of een muisvervangend apparaat, zoals een trackball, een tekentablet of een voetpedaal.
Touchscherm
Op de ontwikkeling van de muis met het beeldscherm voortbordurend bedachten de uitvinders van deze wereld dat het logischer was om het pijltje direct met de je vinger op het scherm aan te sturen. Sterker nog, dan was dat pijltje eigenlijk niet eens meer nodig. Want je vinger wordt dan het pijltje.
Daarmee werd het touchscherm, zoals ze nu in tablets en telefoons zitten ingebouwd, geboren. Het scherm is hiermee de standaard interface geworden tussen mens en machine.
Spraaktechnologie
Maar de ontwikkelingen staan niet stil. De grote technologiebedrijven zetten al in op de volgende interface. Microsoft noemt het Cortana. bij Apple heet het Siri en Google heeft het Google Now gedoopt. Bij alledrie gaat het om een slimme spraakassistent. Onder de motorkap komen heel veel technologieën samen om dat goed werkbaar te krijgen. Daar ga ik nu niet verder op in. Maar de technologie begint langzaam volwassen te worden. Er komt steeds meer ondersteuning voor verschillende talen en de computer gaat steeds natuurlijker reageren. Dat betekent dat je niet in commando's hoeft te praten en dat de technologie rekening houdt met de context (plaats, tijd en wat er daarvoor gezegd is in het gesprek bijvoorbeeld).
Het resultaat is dat je tegen je telefoon of computer kunt praten zoals je dat ook tegen een mens doet. En je telefoon of computer zal kunnen terug praten.
Brain-computer Interface
De volgende fase waar ook al aan gewerkt wordt, is een interface die de technologie direct koppelt aan je zenuwstelsel: brain-computer interface. Dat zou erin kunnen resulteren dat je niet meer tegen de computer hoeft te praten, maar dat denken al genoeg is. Die technologie meet hersensignalen (bijvoorbeeld met een EEG-scan of een fMRI-scan). In proeven is het al gelukt om testpersonen een pijltje over het beeldscherm te laten bewegen of om te achterhalen aan welke letter iemand denkt. De technologie staat nog in de kinderschoenen, maar ook dit lijkt een kwestie van tijd voordat we hiervan gebruik zullen maken.
De weg terug (van machine naar mens) is ook al mogelijk. Het is mogelijk om implantaten aan het zenuwstelsel te koppelen. Een voorbeeld is het cochleair implantaat. Daarmee worden dove kinderen tegenwoordig bijvoorbeeld weer (slecht)horend gemaakt.
Tangible interface
Een laatste, in mijn ogen enigszins losstaande, interface heeft te maken met de dingen om ons heen. Al een aantal jaar wordt de komst van het Internet der Dingen voorspeld. Nou zal dat nieuwe internet er niet ineens met een Big Bang zijn. Het ontwikkelt zich langzaam en straks komen we tot de conclusie dat we er 'middenin' zitten. Steeds meer dingen krijgen namelijk sensoren en wifi-toegang ingebouwd. Ze worden daarmee niet meteen een computer waarmee je communiceert, maar doordat ze verbinding kunnen maken met computers heb je hier toch te maken met een interface naar die computers toe. Die dingen lijken daardoor slimmer te worden, in die zin dat ze kunnen meten en doorgeven wat er met hen gebeurt, of in welke situatie / stand ze zich bevinden.
De interface wordt daarmee ineens gevormd door de tastbare (tangible) dingen om ons heen. In het onderwijs zijn daar al voorbeelden van leermaterialen te vinden. Hoe dat er in het dagelijks leven uit zal zien, laat zich vooralsnog raden.
De technologie staat niet stil. Als ik naar de ontwikkelingen in interfaces kijk, die ik hierboven schets, raakt onze wereld steeds meer doordrenkt van technologie. De technologie wordt overal ingebouwd en gaat zich steeds natuurlijker gedragen. De scheiding tussen waar de mens ophoudt en de technologie begint schuift hierdoor steeds een beetje verder op. Dat is wat ik constateer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten