dinsdag 27 maart 2018

Studietweedaagse SCOH: Kennisnet over onderwijs en ict

Op 15 en 16 maart werd de jaarlijkse studietweedaagse van SCOH voor directies en stafmedewerkers gehouden. We kwamen hiervoor bij elkaar op het Forteiland in IJmuiden.
Ik kon zelf alleen op de donderdag aanwezig zijn. Er stonden drie workshops op het programma waarvan ik in deze blogpost de workshop van Kennisnet met als titel 'Onderwijs en ict' wil bespreken.

Namens Kennisnet verzorgde Alfons ten Brummelhuis deze sessie. Aan alle medewerkers van de scholen was voorafgaand aan de studietweedaagse gevraagd om een vragenlijst in te vullen over hun ict-gebruik in relatie tot hun onderwijs. Op basis van de resultaten van deze vragenlijsten ontving iedere directeur een 'schoolfoto' van het ict-gebruik van hun team. Die schoolfoto liet (bij voldoende respons) zien waar een team staat met betrekking tot hun ict-gebruik. In een overzichtelijk staafdiagram werd getoond op welke punten er veel ict-gebruik was en op welke punten minder. En de resultaten van de school werden afgezet tegen het landelijke gemiddelde. Een voorbeeld van zo'n item was 'ik gebruik het digibord tijdens mijn instructie'.
Helaas was bij veel scholen het aantal respondenten niet hoog genoeg om echte conclusies te kunnen verbinden aan de schoolfoto. Maar interessanter vond ik uiteindelijk het dilemma dat Alfons de aanwezigen voorlegde. (En dat kwam ook wel een beetje omdat ik daar niet als directeur zat, en om die reden geen eigen schoolfoto kon bekijken.)
Hij vertelde dat eigenlijk ieder schoolteam een zelfde soort opbouw heeft in ict-gebruik. Er is een kopgroep die openstaat voor nieuwe ontwikkelingen en veel uitprobeert. Zij integreren de zinvolle toepassingen in hun lessen en laten de minder zinvolle toepassingen links liggen. Dan is er het 'peloton'. Dat is de middengroep. Zij wachten eerst af, maar volgen uiteindelijk de kopgroep in het zinvolle gebruik van ict-toepassingen. En als laatste heb je de staartgroep. Dat zijn de mensen die eigenlijk maar heel moeizaam in beweging komen. Ze willen niet, vinden de dingen te moeilijk of zitten hun tijd uit.
Vervolgens plaatste hij die drie groepen in een metafoor van eilanden. Groei-eiland, kanseneiland en rusteiland. De mensen op de eilanden zijn op weg naar toekomstland, een metafoor voor de situatie waarin je als school terecht wil komen. Daar maken de leraren op een zinvolle, beredeneerde wijze gebruik van ict in hun lessen.
En toen kwam het dilemma voor de schooldirecteur. Want de grote vraag is nu hoe je de mensen op de verschillende eilanden naar toekomstland brengt. Van Alfons mochten we één brug bouwen tussen toekomstland en één van de eilanden. Welke brug zou je bouwen?
Toen we daar (ongeveer) een antwoord op geformuleerd hadden, kregen we de vraag welke brug we dan wilden bouwen. Wilden we een brug waar mensen te voet over konden gaan? Of een brug die geschikt was voor auto's? Of wilden we een brug waar een trein over kon rijden? Deze metafoor gebruikte hij om te benadrukken dat budgetten op school eindig zijn. En dat de directeur beslist welk budget hij voor welk doel inzet.
Eén van de aanwezige directeuren vroeg aan Alfons wat hij zou adviseren om te doen. Maar daar gaf hij wijselijk geen antwoord op. Dat was nou eenmaal het dilemma van de schooldirecteur...

Een andere zaak die ter sprake kwam was de relatie tussen de bekwaamheden van de leraar. Je hoopt dat iedere leraar even bekwaam is in zijn didactisch repertoire. Afwisselend, divers en afgestemd op de doelgroep. Maar in de praktijk zijn er grote verschillen tussen individuele leraren. Op het gebied van ict-vaardigheden en ict-gebruik in hun lessen bestaan ook zulke grote verschillen tussen leraren. Volgens Alfons heeft onderzoek inmiddels duidelijk gemaakt dat de leraren die meer ict gebruiken in hun lessen, ook de leraren zijn die een gevarieerder didactisch repertoire hebben. Kortweg: de betere leraren gebruiken meer ict. Interessante vaststelling vond ik dat.