In een blogpost op 11 februari schrijft Wilfred Rubens het één en ander over adaptieve technologie. Hij kijkt in die blogpost of adaptieve technologie het leren al kan personaliseren. Een soort balans die hij opmaakt dus. Interessant om over te lezen. En daarom de moeite waard om er zelf even over te schrijven.
Hij noemt in die blogpost adaptieve technologie (dat is technologie die zich aanpast aan de lerende) en assistive technologie (minder geavanceerd: het ondersteunt de lerende alleen maar).
Het voordeel van adaptieve technologie zou zijn dat de technologie ervoor zorgt dat de leerstof die aangeboden wordt aan een leerling gepersonaliseerd is, d.w.z. dat de leerstof past bij wat een leerling al beheerst, wat zijn leervoorkeuren zijn, wat zijn mogelijkheden en beperkingen zijn en wat zijn ambities zijn.
Eigenlijk gaat het nog een stapje verder dan learning analytics. Want waar learning analytics ervoor zorgen dat je als leraar meer geïnformeerd ('datadriven') je les aanbiedt aan een groep leerlingen, zorgt adaptieve technologie ervoor dat de leerling (onderdelen van) de les helemaal automatisch op maat krijgt.
Moeten we dan gaan denken aan robots of computers die de rol van leraar overnemen? Nee, dat lijkt me niet. De stand van zaken van de technologie is lang zover nog niet. En de vraag is of leerlingen de zelfsturing aankunnen die deze manier van werken van ze vraagt. Leren gebeurt toch vooral in relatie tot een ander. En vaak is dat de leraar als rolmodel.
Wel denk ik dat de rol van leraar gaat veranderen. Hij zal namelijk veel beter moeten worden in het gebruiken van de data uit de learning analytics om effectiever les te geven. Volgens mij is dat een tak van sport die bij veel collega's nog wel wat training vereist.
Een ander bijkomend effect is dat toetsen overbodig worden. Want als je leerlingen met behulp van technologie laat oefenen, wordt iedere oefening een toetsmoment. Je volgt gewoon realtime wat een leerling wel en niet kan. Misschien moesten ze dit debat gewoon overslaan en meer naar de lange termijn kijken...
(bron afbeelding. De link met het artikel is trouwens dat deze transformer zich ook aanpast aan de situatie...:-) )
woensdag 26 februari 2014
dinsdag 25 februari 2014
Professional Capital vs. Professionele Leergemeenschappen #inhmli
Het tweede semester van de master Leren en Innoveren is alweer in volle gang. Op 14 februari vond de eerste masterclass van dit semester plaats. Vooraf dienden we ons te verdiepen in twee boekjes. "Professional Capital, transforming teaching in every school" van Andy Hargreaves en Michael Fullan, en "Professionele leergemeenschappen, een inleiding" van Eric Verbiest. Het thema van het semester is 'Effectief Innoveren'. En we gaan dit semester werken aan een veranderplan en een evaluatie-onderzoek.
Tijdens de masterclass werd duidelijk waarom deze twee publicaties voor dezelfde masterclass opgegeven waren. Je kunt het gedachtegoed namelijk mooi naast elkaar zetten. Voor de lezers die de publicaties niet kennen, bied ik nu alvast mijn excuses aan, want de rest van de blogpost gaat daardoor waarschijnlijk over jullie hoofden (bij gebrek aan ankerpunten). Voor de 5 lezers die nu besluiten door te lezen: bedankt voor de support. ;-)
In Professional Capital wordt gesproken over het professionele kapitaal van een organisatie. Kapitaal is wat een organisatie zijn waarde geeft. In een gewoon economisch model wordt kapitaal in geld uitgedrukt en moet de inzet van kapitaal uiteindelijk meer kapitaal opleveren.
Bij professioneel kapitaal werkt dat zo niet. Het professionele kapitaal van een organisatie is wat een organisatie zijn waarde geeft, maar die waarde wordt op een heel andere manier ontwikkeld. Het gaat veel meer over wat de organisatie betekent voor de maatschappij of voor de leden van de organisatie. Dit professionele kapitaal wordt in het boek opgesplitst in drie onderdelen, namelijk:
1. Human Capital
2. Social Capital
3. Decisional Capital
Ik ga in deze blogpost inhoudelijk niet verder op deze drie in. Want daar gaat deze blogpost niet over. (Dan moet je het boek maar lezen..)
Wat wel interessant is, is de verbinding die gelegd kan worden met de inhoud uit het andere boekje, Professionele leergemeenschappen. Daar wordt namelijk gesproken over de capaciteit van een organisatie om zich te ontwikkelen tot een professionele leergemeenschap waarin collectief leren plaatsvindt. En die capaciteit wordt ook onderverdeeld in drie onderdelen, te weten:
1. Persoonlijke capaciteit
2. Interpersoonlijke capaciteit
3. Organisatorische capaciteit
In grote lijnen kun je deze twee naast elkaar zetten, en daarmee vaststellen dat ze een grote overlap hebben.
1. Persoonlijke capaciteit = Human Capital
2. Interpersoonlijke capaciteit = Social Capital
3. Organisatorische capaciteit ≠ Decisional Capital
Zoals je ziet verschillen ze op het derde onderdeel. De organisatorische capaciteit zit meer op het niveau van het leiderschap in de organisatie. De leider moet ervoor zorgen dat dit op orde is. Het Decisional Capital zit meer op het niveau van de individuele leden van de leergemeenschap.
Dit semester gaat dus over veranderen. En deze twee theorieën geven handvatten om duurzame ontwikkeling (=verandering) in je school te bewerkstelligen door het vergroten van de capaciteiten (of zo je wilt; het kapitaal) van de organisatie.
(bron afbeelding)
Tijdens de masterclass werd duidelijk waarom deze twee publicaties voor dezelfde masterclass opgegeven waren. Je kunt het gedachtegoed namelijk mooi naast elkaar zetten. Voor de lezers die de publicaties niet kennen, bied ik nu alvast mijn excuses aan, want de rest van de blogpost gaat daardoor waarschijnlijk over jullie hoofden (bij gebrek aan ankerpunten). Voor de 5 lezers die nu besluiten door te lezen: bedankt voor de support. ;-)
In Professional Capital wordt gesproken over het professionele kapitaal van een organisatie. Kapitaal is wat een organisatie zijn waarde geeft. In een gewoon economisch model wordt kapitaal in geld uitgedrukt en moet de inzet van kapitaal uiteindelijk meer kapitaal opleveren.
Bij professioneel kapitaal werkt dat zo niet. Het professionele kapitaal van een organisatie is wat een organisatie zijn waarde geeft, maar die waarde wordt op een heel andere manier ontwikkeld. Het gaat veel meer over wat de organisatie betekent voor de maatschappij of voor de leden van de organisatie. Dit professionele kapitaal wordt in het boek opgesplitst in drie onderdelen, namelijk:
1. Human Capital
2. Social Capital
3. Decisional Capital
Ik ga in deze blogpost inhoudelijk niet verder op deze drie in. Want daar gaat deze blogpost niet over. (Dan moet je het boek maar lezen..)
Wat wel interessant is, is de verbinding die gelegd kan worden met de inhoud uit het andere boekje, Professionele leergemeenschappen. Daar wordt namelijk gesproken over de capaciteit van een organisatie om zich te ontwikkelen tot een professionele leergemeenschap waarin collectief leren plaatsvindt. En die capaciteit wordt ook onderverdeeld in drie onderdelen, te weten:
1. Persoonlijke capaciteit
2. Interpersoonlijke capaciteit
3. Organisatorische capaciteit
In grote lijnen kun je deze twee naast elkaar zetten, en daarmee vaststellen dat ze een grote overlap hebben.
1. Persoonlijke capaciteit = Human Capital
2. Interpersoonlijke capaciteit = Social Capital
3. Organisatorische capaciteit ≠ Decisional Capital
Zoals je ziet verschillen ze op het derde onderdeel. De organisatorische capaciteit zit meer op het niveau van het leiderschap in de organisatie. De leider moet ervoor zorgen dat dit op orde is. Het Decisional Capital zit meer op het niveau van de individuele leden van de leergemeenschap.
Dit semester gaat dus over veranderen. En deze twee theorieën geven handvatten om duurzame ontwikkeling (=verandering) in je school te bewerkstelligen door het vergroten van de capaciteiten (of zo je wilt; het kapitaal) van de organisatie.
(bron afbeelding)
maandag 24 februari 2014
Augmented Reality zelf maken
Augmented Reality laat zich nog het best vertalen als 'verrijkte werkelijkheid'. De meest bekende vorm ervan is misschien wel Layar. Dat is een app waarmee datasets beschikbaar komen als 'extra laag' over de werkelijkheid heen. Klinkt misschien een beetje abstract als je het nog nooit gezien hebt.
Het meest concrete voorbeeld dat ik daarvan wel eens gebruik is de funda-laag. Je loopt in een straat en daar staat een huis te koop. Je bent benieuwd wat dat huis kost. En daar biedt Layar uitkomst. Je brengt het huis in beeld met de camera van je telefoon en als je de funda-laag aanzet, zie je direct de informatie die binnen funda beschikbaar is over dat huis. En dat is dus een vorm van Augmented Reality (AR); een informatielaag die je over de werkelijkheid heen projecteert.
Voor gebruik in het onderwijs zijn er kant-en-klare materialen beschikbaar die gebruik maken van AR. Bijvoorbeeld deze digitale pop-up boeken. Je neemt met een mobiel of tablet het boek in beeld, en dan komt het boek tot leven op je scherm.
Met de app Aurasma (iOS en Android) kun je zelf Augmented Reality maken. Deze technologie lijkt in essentie eigenlijk best een beetje op het gebruik van een QR-code. Daar schreef ik vorige week over. Bij het gebruik van QR-codes maak je een scanbare code die vervolgens naar een URL verwijst (een filmpje, een online document, een infographic, wat dan ook). En dat is met Aurasma niet nodig. Daar scan je gewoon een plaatje, een bladzijde of een kaft van een boek. Maar het het kan ook een voorwerp zijn. Of een gebouw. En dat verwijst dan vervolgens naar een URL.
Ik heb Aurasma gespot via e-learning.nl.
Op de website van Aurasma zelf staan een handleiding (pdf) en een verwijzing naar het youtubekanaal met tutorials.
Ter afsluiting van deze blogpost nog even de TED talk van Matt Mills, een medewerker van het eerste uur van Aurasma.
Label:
app,
AR,
digitale didactiek,
gratis,
mobiel,
onderwijs,
QR-code,
tablets,
technologie,
tools
woensdag 19 februari 2014
Formatieve en summatieve toetsing, hoe zit dat nou?
Als je het hebt over vormen van toetsing dan is een indeling die je kunt maken die van formatief en summatief. Summatieve toetsen hebben een heel ander doel dan formatieve toetsen. Grofweg komt het erop neer dat je met een summatieve toets bepaalt op welk niveau een leerling functioneert. Je geeft hem een cijfer, een niveau-aanduiding of een schaalscore. Maar verder weet je dan ook niets.
Bij een formatieve toets is het doel van de toets om de leerling verder te helpen door de gegevens die je uit de toets kunt halen. Het gaat er hierbij niet zozeer om op welk niveau een leerling presteert, maar om er achter te komen wat de leerling nodig heeft om verder te leren.
Een duidelijke uitleg hierover vind je bij Edudemic. Zij hebben een infographic opgesnord waarin het verschil tussen summatieve en formatieve toetsing duidelijk aangegeven wordt.
Weet je wat grappig is? (Nouja, eigenlijk is het helemaal niet grappig..) De toetsen uit het cito LVS kun je met deze uitleg in het achterhoofd alleen maar summatief noemen. Maar toch zijn er tal van IB-ers en leraren die proberen om die toetsen formatief in te zetten. Ze gaan daarbij uit van de gedachte dat de citotoets moet vertellen waar een leerling nog instructie op nodig heeft.
Helaas heb ik me hier zelf ook wel eens schuldig aan gemaakt. Als ik advies mag geven: wees je bewust van wat het doel van een toets is. En gebruik je toets dan ook in lijn met dat doel. Methodegebonden toetsen en waarnemingen die je als leraar zelf in de klas doet, geven je veel meer informatie over welke instructies je leerlingen nodig hebben.
Dat er nog wel eens onduidelijkheid bestaat over de definitie van de termen summatief en formatief illustreert dit artikel mooi. (Gevonden via 'Leren Ontrafeld'). Dus misschien moeten we het onszelf niet al te kwalijk nemen dat we de termen niet geheel beheersen.
(bron afbeelding)
Bij een formatieve toets is het doel van de toets om de leerling verder te helpen door de gegevens die je uit de toets kunt halen. Het gaat er hierbij niet zozeer om op welk niveau een leerling presteert, maar om er achter te komen wat de leerling nodig heeft om verder te leren.
Een duidelijke uitleg hierover vind je bij Edudemic. Zij hebben een infographic opgesnord waarin het verschil tussen summatieve en formatieve toetsing duidelijk aangegeven wordt.
Weet je wat grappig is? (Nouja, eigenlijk is het helemaal niet grappig..) De toetsen uit het cito LVS kun je met deze uitleg in het achterhoofd alleen maar summatief noemen. Maar toch zijn er tal van IB-ers en leraren die proberen om die toetsen formatief in te zetten. Ze gaan daarbij uit van de gedachte dat de citotoets moet vertellen waar een leerling nog instructie op nodig heeft.
Helaas heb ik me hier zelf ook wel eens schuldig aan gemaakt. Als ik advies mag geven: wees je bewust van wat het doel van een toets is. En gebruik je toets dan ook in lijn met dat doel. Methodegebonden toetsen en waarnemingen die je als leraar zelf in de klas doet, geven je veel meer informatie over welke instructies je leerlingen nodig hebben.
Dat er nog wel eens onduidelijkheid bestaat over de definitie van de termen summatief en formatief illustreert dit artikel mooi. (Gevonden via 'Leren Ontrafeld'). Dus misschien moeten we het onszelf niet al te kwalijk nemen dat we de termen niet geheel beheersen.
(bron afbeelding)
Label:
denkmodel,
evalueren,
inhmli,
leerprocessen,
mli,
onderwijs,
toetsen,
wetenschap
dinsdag 18 februari 2014
QR-codes om het (onderwijs)leven makkelijker te maken?
Kijk, dit gaat me echt te ver: QR-codes scannen om simpele taken op een lijstje te zetten of om een boodschappenlijstje te schrijven. Maar er zijn ook zinvolle dingen te bedenken om met QR-codes te doen. Gewoon omdat het meer gemak kan opleveren.
Het idee van de rekenmobiel sprak mij wel erg aan. (Daar blogde ik eerder over.)
En laatst kwam ik bij Martijn de Winter weer een toepassing tegen die volgens mij wel zinvol is. Hij schrijft dat er handscanners (bijvoorbeeld deze) bestaan die je bij het digibord kunt ophangen. Met die scanner kun je vervolgens QR-codekaarten scannen die verwijzen naar bijvoorbeeld instructiefilmpjes of digitale prentenboeken. Plak de QR-codes op slimme plekken in leerlingboeken of handleidingen en je hebt het digitaal materiaal altijd op het juiste moment bij de hand.
Op zijn site kun je kant-en-klare QR-codekaarten voor digitale prentenboeken en voor gebruik bij veilig leren lezen downloaden. Ze zijn gratis, maar je wordt wel gevraagd om te 'betalen' met een tweet. Meer informatie vind je hier.
Mocht je meer willen weten over het gebruik van QR-codes dan raad ik je aan eens te kijken bij Ive Hapers op zijn blog. Hij heeft een boekje gemaakt over QR-codes in de lespraktijk. Ook bij hem betaal je met een tweet.
(bron afbeelding... tja scannen maar) ;-)
maandag 17 februari 2014
9 manieren om bij te blijven als ict-coördinator
Toen ik ooit begon als ict-coördinator was de wereld rond computers in de klas nog simpel en overzichtelijk. We hadden in die tijd één computer bij de directie en administratie. Daar moesten vier man gebruik van maken. We hadden een computer in de lerarenkamer om collega's te laten kennismaken met administratieve programma's.
En in de bovenbouw (groep 5 t/m 8) stond in ieder lokaal één computer. Om te gebruiken bij je lessen. Dat was in 2000.
Ter vergelijk: in dezelfde school staan nu 45 computers verspreid, waarvan een dozijn laptops. En daarnaast maken we gebruik van een tiental iPads in de bovenbouw én een zestal iPads in de onderbouw. Vanaf groep 3 is ieder lokaal voorzien van een touchscherm en bij de kleuters hangen breedbeeldtelevisies die bediend kunnen worden vanaf een computer of vanaf een iPad met AppleTV. Er is in de afgelopen 14 jaar op het gebied van infrastructuur en mogelijkheden voor technologiegebruik in het onderwijs veel veranderd.
Als ict-coördinator sta je dan voor de taak om zelf ook bij te blijven in de wereld van mogelijkheden. En dan moet het het liefst ook nog een beetje nuttig zijn, en niet alleen maar 'hip'. Deze blogpost geeft in 3 onderdelen 9 manieren om bij te blijven in de wereld van ICT en onderwijs. Dit zou je m.i. moeten doen omdat je dan kunt verantwoorden welke vernieuwingen wel de moeite waard zijn, en welke niet.
I Formele opleidingen
Eén van de manieren om bij te blijven is het volgen van een opleiding op het gebied van ict en onderwijs. Zonder de intentie te hebben om hieronder een uitputtende lijst op te sommen, wil ik de volgende mogelijkheden delen.
1. Netwijs opleiding tot ict-coördinator (post-hbo) bij Station-to-Station
Deze opleiding wordt in drie varianten (small, medium en large) aangeboden waarbij inhoud en prijs van elkaar verschillen. De varianten medium en large zijn gecertificeerd door de stichting Post-HBO en daarmee officieel erkende opleidingen.
Meer info.
2. Opleiding tot OICT-er bij Dieter
Deze training leidt op tot Onderwijskundig ICT-er. Dieter werkt met het gewenst resultaat schema waarin doelen, middelen en resultaat helder benoemd worden. De trainingen zijn sterk interactief en direct toepasbaar op de praktijk.
Meer info.
3. Master Leren en Innoveren
Dit is niet per se een opleiding voor ict-coördinatoren, maar voor die doelgroep wel zeer geschikt. Deze master houdt zich bezig met leren en onderwijsvernieuwing (of -verbetering) in de breedste zin van het woord. Verschillende hogescholen bieden deze master aan. Zoals trouwe lezers van dit blog weten, volg ik hem bij InHolland. En ik kan hem van harte aanbevelen. Het kost ontzettend veel tijd, maar dan heb je ook wat.
4. Masterclasses bij de Open Universiteit
De afdeling Onderwijswetenschappen van de Open Universiteit biedt gratis toegankelijke masterclasses aan. Je kunt de masterclasses apart volgen, maar je kunt ook intekenen voor een leertraject. Momenteel loopt het leertraject: Leren en Doceren in de 21e eeuw.
Meer info.
II Deelnemen in netwerken
Een compleet andere manier om bij te blijven is te zorgen dat je deelneemt in professionele leernetwerken. Dat zijn groepen mensen die periodiek rond een interessegebied bij elkaar komen. Meestal is er sprake van face-to-face bijeenkomsten en ondersteuning door een vorm van een online omgeving. In zijn meest simpele vorm is dat een mailinglist, maar het kan ook een wiki een of een facebookgroep zijn bijvoorbeeld.
5. Ambassadeursprogramma
Bij SCOH zijn we ooit onder de vlag van Kennisnet gestart met een ambassadeursprogramma. Dat programma is voortgezet nadat de subsidie afliep. We komen vijf keer in een jaar een dag bijeen. De agenda van zo'n dag bestaat uit een mix van bijdragen door deelnemers, zelfwerkzaamheid en overleg, en externe sprekers.
6. Samen Deskundiger
In Zuid-Holland waren ook onder de vlag van Kennisnet ooit twee netwerken gestart van bovenschools ict-ers. Nadat de subsidie daarvan afliep zijn die twee groepen samengevoegd en onder leiding van collega's van ABZHW komen we nu vier keer in een jaar bij elkaar. De werking is hetzelfde als het ambassadeursprogramma. We praten elkaar bij over nieuwe ontwikkelingen. Een verslag van de laatste bijeenkomst vind je hier.
III Online bronnen raadplegen
Een manier die misschien nog wel veel toegankelijker is dan de bovenstaande opties is te zorgen dat je gebruik maakt van de online mogelijkheden. Je kunt de tijd die je er in steekt zelf bepalen en je bent niet afhankelijk van een 'goedkeuring' van een leidinggevende. Nadeel is misschien dat je minder goed in staat bent in je personeelsdossier aan te geven welke ontwikkeling je doormaakt.
7. Persoonlijk leernetwerk opzetten
Gebruik makend van allerlei tools die gratis tot je beschikking zijn, kun je heel veel leren. Eén en ander hangt wel af van de personen die je volgt, want zij zijn het die jou (kunnen) attenderen op ontwikkelingen. Een mooi startpunt daarvoor is www.edubloggers.nl.
Tools die ervoor kunt gebruiken om die personen te volgen, variëren van mailinglists (zoals de oude scholenlijst), tot Twitter en RSS.
8. Leraar24
Leraar24 is de video website van Kennisnet, LOOK en de Onderwijscoöperatie voor professionalisering van leraren. Maar ook in je rol als ict-coördinator valt hier genoeg te halen.
Bijvoorbeeld dit.
9. Indruk en 4W
Kennisnet ondersteunt medewerkers in het onderwijs ook met publicaties. Die kun je op papier aanvragen, maar makkelijker is misschien om het in je postvak te laten bezorgen. Bijblijven kan bijvoorbeeld via InDruk (grofweg de nieuwsbrief van Kennisnet) en 4W (het wetenschappelijke tijdschrift).
En jij?
Zoals gezegd probeer ik met bovenstaande in zijn geheel niet volledig te zijn, maar het kunnen mooie mogelijkheden zijn. Welke manier gebruik jij om bij te blijven? Deel ze bij de reacties of via Twitter.
(bron afbeelding)
En in de bovenbouw (groep 5 t/m 8) stond in ieder lokaal één computer. Om te gebruiken bij je lessen. Dat was in 2000.
Ter vergelijk: in dezelfde school staan nu 45 computers verspreid, waarvan een dozijn laptops. En daarnaast maken we gebruik van een tiental iPads in de bovenbouw én een zestal iPads in de onderbouw. Vanaf groep 3 is ieder lokaal voorzien van een touchscherm en bij de kleuters hangen breedbeeldtelevisies die bediend kunnen worden vanaf een computer of vanaf een iPad met AppleTV. Er is in de afgelopen 14 jaar op het gebied van infrastructuur en mogelijkheden voor technologiegebruik in het onderwijs veel veranderd.
Als ict-coördinator sta je dan voor de taak om zelf ook bij te blijven in de wereld van mogelijkheden. En dan moet het het liefst ook nog een beetje nuttig zijn, en niet alleen maar 'hip'. Deze blogpost geeft in 3 onderdelen 9 manieren om bij te blijven in de wereld van ICT en onderwijs. Dit zou je m.i. moeten doen omdat je dan kunt verantwoorden welke vernieuwingen wel de moeite waard zijn, en welke niet.
I Formele opleidingen
Eén van de manieren om bij te blijven is het volgen van een opleiding op het gebied van ict en onderwijs. Zonder de intentie te hebben om hieronder een uitputtende lijst op te sommen, wil ik de volgende mogelijkheden delen.
1. Netwijs opleiding tot ict-coördinator (post-hbo) bij Station-to-Station
Deze opleiding wordt in drie varianten (small, medium en large) aangeboden waarbij inhoud en prijs van elkaar verschillen. De varianten medium en large zijn gecertificeerd door de stichting Post-HBO en daarmee officieel erkende opleidingen.
Meer info.
2. Opleiding tot OICT-er bij Dieter
Deze training leidt op tot Onderwijskundig ICT-er. Dieter werkt met het gewenst resultaat schema waarin doelen, middelen en resultaat helder benoemd worden. De trainingen zijn sterk interactief en direct toepasbaar op de praktijk.
Meer info.
3. Master Leren en Innoveren
Dit is niet per se een opleiding voor ict-coördinatoren, maar voor die doelgroep wel zeer geschikt. Deze master houdt zich bezig met leren en onderwijsvernieuwing (of -verbetering) in de breedste zin van het woord. Verschillende hogescholen bieden deze master aan. Zoals trouwe lezers van dit blog weten, volg ik hem bij InHolland. En ik kan hem van harte aanbevelen. Het kost ontzettend veel tijd, maar dan heb je ook wat.
4. Masterclasses bij de Open Universiteit
De afdeling Onderwijswetenschappen van de Open Universiteit biedt gratis toegankelijke masterclasses aan. Je kunt de masterclasses apart volgen, maar je kunt ook intekenen voor een leertraject. Momenteel loopt het leertraject: Leren en Doceren in de 21e eeuw.
Meer info.
II Deelnemen in netwerken
Een compleet andere manier om bij te blijven is te zorgen dat je deelneemt in professionele leernetwerken. Dat zijn groepen mensen die periodiek rond een interessegebied bij elkaar komen. Meestal is er sprake van face-to-face bijeenkomsten en ondersteuning door een vorm van een online omgeving. In zijn meest simpele vorm is dat een mailinglist, maar het kan ook een wiki een of een facebookgroep zijn bijvoorbeeld.
5. Ambassadeursprogramma
Bij SCOH zijn we ooit onder de vlag van Kennisnet gestart met een ambassadeursprogramma. Dat programma is voortgezet nadat de subsidie afliep. We komen vijf keer in een jaar een dag bijeen. De agenda van zo'n dag bestaat uit een mix van bijdragen door deelnemers, zelfwerkzaamheid en overleg, en externe sprekers.
6. Samen Deskundiger
In Zuid-Holland waren ook onder de vlag van Kennisnet ooit twee netwerken gestart van bovenschools ict-ers. Nadat de subsidie daarvan afliep zijn die twee groepen samengevoegd en onder leiding van collega's van ABZHW komen we nu vier keer in een jaar bij elkaar. De werking is hetzelfde als het ambassadeursprogramma. We praten elkaar bij over nieuwe ontwikkelingen. Een verslag van de laatste bijeenkomst vind je hier.
III Online bronnen raadplegen
Een manier die misschien nog wel veel toegankelijker is dan de bovenstaande opties is te zorgen dat je gebruik maakt van de online mogelijkheden. Je kunt de tijd die je er in steekt zelf bepalen en je bent niet afhankelijk van een 'goedkeuring' van een leidinggevende. Nadeel is misschien dat je minder goed in staat bent in je personeelsdossier aan te geven welke ontwikkeling je doormaakt.
7. Persoonlijk leernetwerk opzetten
Gebruik makend van allerlei tools die gratis tot je beschikking zijn, kun je heel veel leren. Eén en ander hangt wel af van de personen die je volgt, want zij zijn het die jou (kunnen) attenderen op ontwikkelingen. Een mooi startpunt daarvoor is www.edubloggers.nl.
Tools die ervoor kunt gebruiken om die personen te volgen, variëren van mailinglists (zoals de oude scholenlijst), tot Twitter en RSS.
8. Leraar24
Leraar24 is de video website van Kennisnet, LOOK en de Onderwijscoöperatie voor professionalisering van leraren. Maar ook in je rol als ict-coördinator valt hier genoeg te halen.
Bijvoorbeeld dit.
9. Indruk en 4W
Kennisnet ondersteunt medewerkers in het onderwijs ook met publicaties. Die kun je op papier aanvragen, maar makkelijker is misschien om het in je postvak te laten bezorgen. Bijblijven kan bijvoorbeeld via InDruk (grofweg de nieuwsbrief van Kennisnet) en 4W (het wetenschappelijke tijdschrift).
En jij?
Zoals gezegd probeer ik met bovenstaande in zijn geheel niet volledig te zijn, maar het kunnen mooie mogelijkheden zijn. Welke manier gebruik jij om bij te blijven? Deel ze bij de reacties of via Twitter.
(bron afbeelding)
Label:
ambassadeurs,
bekwaamheid,
ict,
kennisnet,
leernetwerk,
lijstjes,
mli,
onderwijs,
rss,
samendeskundiger
dinsdag 11 februari 2014
Lerarenprofessionalisering
Onderdeel van de verplichte literatuur voor het tweede semester van de master Leren & Innoveren is 'Teacher Professional Learning and Development'. Dat is een booklet uit de Educational Practices series. In iedere booklet wordt een afgebakend onderwerp besproken. In deze uitgave gaat dat om lerarenprofessionalisering, geschreven door Helen Timperly.
In tien stappen wordt beschreven waar men bij lerarenprofessionalisering op zou moeten letten.
(Een kortere versie van dezelfde stof als in de booklet stond, zie je hier.)
1. Focus on valued student outcomes
Het gaat hierbij om de vraag: Welk effect heeft lerarenprofessionalisering op (prestaties, leerinspanningen, gedrag etc. van de) leerlingen?
2. Worthwhile content
Hetgeen je leraren wilt (laten) leren, moet wel de moeite waard zijn. In dit hoofstuk wordt als volgt getypeerd: de inhoud moet passen bij de context waarin de leraar zijn vak uitoefent en het moet op wetenschappelijke inzichten gegrond zijn.
3. Integration of knowledge and skills
Om die integratie van kennis en vaardigheden tot stand te kunnen brengen, moeten leraren toegerust zijn om zelf te kunnen testen of hun (verander)inspanningen effect hebben. Er ligt hier veel nadruk op het feit dat de getrainde assessment-vaardigheden diepe wortels moeten hebben (of krijgen) in de onderliggende theorie wil het (langdurig) effect hebben op de 'student outcomes'.
4. Assessment for professional inquiry
Informatie over wat leerlingen moeten weten en kunnen wordt gebruikt om te bepalen wat leraren (nog) moeten weten en kunnen.
Leraren zullen de prestaties van hun leerlingen daarom op verschillende manieren moeten kunnen monitoren. Voorbeelden van assessments die genoemd worden zijn: gestandariseerde testen, interviews met leerlingen, observaties en analyse van gemaakt werk.
Daarnaast moeten leraren zelfgestuurd kunnen leren, zelf kunnen bepalen wat ze moeten veranderen, en wat ze nog te weten moeten zien te krijgen.
5. Multiple opportunities to learn and apply information
Leraren moeten genoeg gelegenheid krijgen om het geleerde in praktijk te brengen. Hier worden de elementen 'vertrouwen' en 'uitdaging' aan de orde gesteld. Dingen gaan (meestal) namelijk niet in één keer goed. Er moet een sfeer van vertrouwen zijn waarin fouten gemaakt mogen worden. Maar leraren moeten ook voldoende uitgedaagd. Het mag wel een beetje 'spannend' zijn.
Opvallend in dit hoofstuk vond ik dat er gesteld wordt dat het vaak 1 of 2 jaar duurt voordat een leraar zijn praktijk daadwerkelijk veranderd heeft. En dan proberen wij studenten in 4 jaar klaar te stomen voor de volledige beroepsuitoefening...
Aan het eind wordt er ook nog iets gezegd over vrijwilligheid in het volgen van professonaliseringstrajecten. Vaak wordt dat ingezet om de motivatie of betrokkenheid veilig te stellen. Dat heeft volgens het onderzoek geen zin. Motivatie en betrokkenheid zul je op een andere manier veilig moeten stellen. Door het aansluiten bij specifieke issues die in de praktijk van alledag herkend worden, bijvoorbeeld.
6. Approaches responsive to learning processes
Het bevorderen van professionalisering vereist verschillende benaderingen afhankelijk van het feit of de nieuwe ideeën in lijn liggen met de aannames waarmee in de huidige praktijk gewerkt wordt. Als ze in lijn liggen, rijg je de nieuwe ideeën gewoon aan de oude. Maar als ze niet in lijn liggen, of misschien zelfs haaks staan op de oude ideeën, dan vereist dat een andere strategie. Dan moet dat 'probleem' eerst getackeld worden. In dit booklet wordt geopperd dat je het best kunt bespreken waarop de oude en nieuwe ideeën van elkaar verschillen en wat dat voor invloed heeft op de 'student outcomes'.
7. Opportunities to process new learning with others
Hierbij gaat het erom dat je de collega's op een school samen aan het leren krijgt. Soms leidt dat tot de onwenselijke situatie dat leraren elkaar blijven bevestigen in oude ideeën. Daarom is het van belang dat je steeds de gegeven inspanningen afzet tegen de invloed die het heeft op de 'student outcomes'.
8. Knowledgeable expertise
Hier wordt gepleit voor het inzetten van externe experts die op gezette tijden kennis en kunde inbrengen om de bestaande praktijken en aannames ter discussie te stellen, en er zo voor te zorgen dat nieuwe kennis zich ontwikkelt in relatie tot het verbeteren van de 'student outcomes'.
9. Active leadership
Dit hoofdstuk gaat in op het leiderschap dat nodig is om leraren zover te krijgen en te houden dat ze deelnemen aan professionaliseringskansen. Leiders moeten verwachtingen uitspreken en de zaken zodanig organiseren dat het de leraren mogelijk gemaakt wordt om in een professionele cultuur te leren.
10. Maintaining momentum
In het laatste hoofdstuk wordt het in stand houden van de vernieuwingen besproken. Daarin zijn twee zaken van belang. De mate waarin leraren zelfgestuurd kunnen leren, en de mate waarin organisatorische kwesties dit leren (niet) belemmeren.
Naast deze publicatie ben ik nu bezig in het boekje 'professionele leergemeenschappen' van Eric Verbiest. Dat is ook opgegeven literatuur. Leuk om te vermelden is dat mijn werkgever in maart een studiedag organiseert waar de schrijver van dit boekje komt spreken over dit onderwerp. Mooie verbinding met mijn studie dus.
(bron afbeelding)
In tien stappen wordt beschreven waar men bij lerarenprofessionalisering op zou moeten letten.
(Een kortere versie van dezelfde stof als in de booklet stond, zie je hier.)
1. Focus on valued student outcomes
Het gaat hierbij om de vraag: Welk effect heeft lerarenprofessionalisering op (prestaties, leerinspanningen, gedrag etc. van de) leerlingen?
2. Worthwhile content
Hetgeen je leraren wilt (laten) leren, moet wel de moeite waard zijn. In dit hoofstuk wordt als volgt getypeerd: de inhoud moet passen bij de context waarin de leraar zijn vak uitoefent en het moet op wetenschappelijke inzichten gegrond zijn.
3. Integration of knowledge and skills
Om die integratie van kennis en vaardigheden tot stand te kunnen brengen, moeten leraren toegerust zijn om zelf te kunnen testen of hun (verander)inspanningen effect hebben. Er ligt hier veel nadruk op het feit dat de getrainde assessment-vaardigheden diepe wortels moeten hebben (of krijgen) in de onderliggende theorie wil het (langdurig) effect hebben op de 'student outcomes'.
4. Assessment for professional inquiry
Informatie over wat leerlingen moeten weten en kunnen wordt gebruikt om te bepalen wat leraren (nog) moeten weten en kunnen.
Leraren zullen de prestaties van hun leerlingen daarom op verschillende manieren moeten kunnen monitoren. Voorbeelden van assessments die genoemd worden zijn: gestandariseerde testen, interviews met leerlingen, observaties en analyse van gemaakt werk.
Daarnaast moeten leraren zelfgestuurd kunnen leren, zelf kunnen bepalen wat ze moeten veranderen, en wat ze nog te weten moeten zien te krijgen.
5. Multiple opportunities to learn and apply information
Leraren moeten genoeg gelegenheid krijgen om het geleerde in praktijk te brengen. Hier worden de elementen 'vertrouwen' en 'uitdaging' aan de orde gesteld. Dingen gaan (meestal) namelijk niet in één keer goed. Er moet een sfeer van vertrouwen zijn waarin fouten gemaakt mogen worden. Maar leraren moeten ook voldoende uitgedaagd. Het mag wel een beetje 'spannend' zijn.
Opvallend in dit hoofstuk vond ik dat er gesteld wordt dat het vaak 1 of 2 jaar duurt voordat een leraar zijn praktijk daadwerkelijk veranderd heeft. En dan proberen wij studenten in 4 jaar klaar te stomen voor de volledige beroepsuitoefening...
Aan het eind wordt er ook nog iets gezegd over vrijwilligheid in het volgen van professonaliseringstrajecten. Vaak wordt dat ingezet om de motivatie of betrokkenheid veilig te stellen. Dat heeft volgens het onderzoek geen zin. Motivatie en betrokkenheid zul je op een andere manier veilig moeten stellen. Door het aansluiten bij specifieke issues die in de praktijk van alledag herkend worden, bijvoorbeeld.
6. Approaches responsive to learning processes
Het bevorderen van professionalisering vereist verschillende benaderingen afhankelijk van het feit of de nieuwe ideeën in lijn liggen met de aannames waarmee in de huidige praktijk gewerkt wordt. Als ze in lijn liggen, rijg je de nieuwe ideeën gewoon aan de oude. Maar als ze niet in lijn liggen, of misschien zelfs haaks staan op de oude ideeën, dan vereist dat een andere strategie. Dan moet dat 'probleem' eerst getackeld worden. In dit booklet wordt geopperd dat je het best kunt bespreken waarop de oude en nieuwe ideeën van elkaar verschillen en wat dat voor invloed heeft op de 'student outcomes'.
7. Opportunities to process new learning with others
Hierbij gaat het erom dat je de collega's op een school samen aan het leren krijgt. Soms leidt dat tot de onwenselijke situatie dat leraren elkaar blijven bevestigen in oude ideeën. Daarom is het van belang dat je steeds de gegeven inspanningen afzet tegen de invloed die het heeft op de 'student outcomes'.
8. Knowledgeable expertise
Hier wordt gepleit voor het inzetten van externe experts die op gezette tijden kennis en kunde inbrengen om de bestaande praktijken en aannames ter discussie te stellen, en er zo voor te zorgen dat nieuwe kennis zich ontwikkelt in relatie tot het verbeteren van de 'student outcomes'.
9. Active leadership
Dit hoofdstuk gaat in op het leiderschap dat nodig is om leraren zover te krijgen en te houden dat ze deelnemen aan professionaliseringskansen. Leiders moeten verwachtingen uitspreken en de zaken zodanig organiseren dat het de leraren mogelijk gemaakt wordt om in een professionele cultuur te leren.
10. Maintaining momentum
In het laatste hoofdstuk wordt het in stand houden van de vernieuwingen besproken. Daarin zijn twee zaken van belang. De mate waarin leraren zelfgestuurd kunnen leren, en de mate waarin organisatorische kwesties dit leren (niet) belemmeren.
Naast deze publicatie ben ik nu bezig in het boekje 'professionele leergemeenschappen' van Eric Verbiest. Dat is ook opgegeven literatuur. Leuk om te vermelden is dat mijn werkgever in maart een studiedag organiseert waar de schrijver van dit boekje komt spreken over dit onderwerp. Mooie verbinding met mijn studie dus.
(bron afbeelding)
maandag 10 februari 2014
Gratis online topografie oefenen
Vroeger had ik een Commodore64. En één van de spelletjes die we zo nu en dan speelden was er één waarbij je met een helikoptertje over een landkaart vloog. Je moest dan zo snel mogelijk naar de stad vliegen die genoemd werd.
Gamification uit een tijdperk waarin die term waarschijnlijk nog niet eens was uitgevonden. Maar we praktiseerden het wel. Tegenwoordig is hetzelfde spelletje op de iPad te spelen. In die zin is er gewoon niets veranderd. Echt innoverend is de iPad ook vaak niet. Hij is wat kleiner en draagbaarder dan de Commodore64, maar de spelletjes zijn vaak hetzelfde.
Even terug naar topografie. Ik vond het oefenen van topo op een computer leuker dan met een saaie kaart uit een atlas, of nog erger: zo'n kopietje dat iets te vaak door het kopieerapparaat gehaald was door je meester of juf. (Waarschijnlijk was dat geen kopieerapparaat, maar een stencilmachine, bedenk ik me nu...)
Een tijdje terug meldden zowel André Manssen als Feeny het bestaan van een online omgeving waar je leerlingen gratis kunnen oefenen met topografie. Minder een game, en meer een quiz, dan bovenstaand helikopterspelletje, maar wellicht leuker dan oefenen met een kopietje op papier. Je leerlingen krijgen in ieder geval direct feedback op de antwoorden die ze intikken. En de spelling wordt ook gecontroleerd.
Je kunt het als link aan je leerlingen mee naar huis meegeven, maar als je voldoende apparaten in je klas hebt, kun je de kinderen er ook in de klas mee laten oefenen. Het werkt op alle devices (iPad incluis) en leerlingen kunnen kiezen of ze een account aanmaken. Het voordeel daarvan is dat ze hun resultaten en vorderingen kunnen opslaan en een beetje beeld krijgen van hun voortuitgang.
Als je er in je klas serieus mee aan het werk wilt, is zo'n account wel handig, want - als ik het goed begrijp - kun je dan als meester of juf ook de vorderingen van je leerlingen zien. Als kers op de taart bieden ze ook nog een functionaliteit waarmee je topotoetsen kunt genereren.
Doe er je voordeel mee.
Gamification uit een tijdperk waarin die term waarschijnlijk nog niet eens was uitgevonden. Maar we praktiseerden het wel. Tegenwoordig is hetzelfde spelletje op de iPad te spelen. In die zin is er gewoon niets veranderd. Echt innoverend is de iPad ook vaak niet. Hij is wat kleiner en draagbaarder dan de Commodore64, maar de spelletjes zijn vaak hetzelfde.
Even terug naar topografie. Ik vond het oefenen van topo op een computer leuker dan met een saaie kaart uit een atlas, of nog erger: zo'n kopietje dat iets te vaak door het kopieerapparaat gehaald was door je meester of juf. (Waarschijnlijk was dat geen kopieerapparaat, maar een stencilmachine, bedenk ik me nu...)
Een tijdje terug meldden zowel André Manssen als Feeny het bestaan van een online omgeving waar je leerlingen gratis kunnen oefenen met topografie. Minder een game, en meer een quiz, dan bovenstaand helikopterspelletje, maar wellicht leuker dan oefenen met een kopietje op papier. Je leerlingen krijgen in ieder geval direct feedback op de antwoorden die ze intikken. En de spelling wordt ook gecontroleerd.
Je kunt het als link aan je leerlingen mee naar huis meegeven, maar als je voldoende apparaten in je klas hebt, kun je de kinderen er ook in de klas mee laten oefenen. Het werkt op alle devices (iPad incluis) en leerlingen kunnen kiezen of ze een account aanmaken. Het voordeel daarvan is dat ze hun resultaten en vorderingen kunnen opslaan en een beetje beeld krijgen van hun voortuitgang.
Als je er in je klas serieus mee aan het werk wilt, is zo'n account wel handig, want - als ik het goed begrijp - kun je dan als meester of juf ook de vorderingen van je leerlingen zien. Als kers op de taart bieden ze ook nog een functionaliteit waarmee je topotoetsen kunt genereren.
Doe er je voordeel mee.
Label:
gratis,
ict,
learning analytics,
onderwijs,
software,
topografie,
webbased
woensdag 5 februari 2014
Modellen en kaders voor het werken aan digitale bekwaamheden van leraren
ICT in het onderwijs zit inmiddels op een 'point of no return', zag ik laatst iemand van Kennisnet zeggen. We hebben technologie toegelaten in het onderwijs met een bepaalde verwachting. En om die verwachting uit te laten komen hebben we deskundige leraren nodig. In vroeger tijden kon je nog wegkomen met de mededeling dat je een digibeet was. Dat punt zijn we nu echt wel voorbij.
De consequentie daarvan is wel dat de behoefte aan goede modellen om de deskundigheid van leraren op technologisch gebied te verhogen toeneemt. We hebben simpelweg meer handvatten en ankers nodig waaraan we de kennis over (het verwerven van) digitale bekwaamheden kunnen verbinden. In een poging om een paar van deze modellen op een rij te zetten, schrijf ik deze blogpost.
TPACK
Het model van Mishra & Koehler beschreef ik vorige week in een aparte blogpost. De kernbegrippen uit dit kader zijn de drie verschillende soorten kennis die een leraar zou moeten bezitten, namelijk: de pedagogisch-didactische kennis, de vakinhoudelijke kennis en de technologische kennis. Over de inhoud van die kennisdomeinen zegt het model niets. Het geeft vooral weer hoe die drie domeinen op elkaar inwerken. Dit model helpt leraren om te reflecteren op die drie soorten kennis in relatie tot elkaar.
SAMR
Dit model heb ik ook al eens eerder beschreven. Dit model geeft vier niveaus weer waarop technologie in de les ingezet wordt. Substition, Augmentation, Modification en Redefinition. Het model helpt leraren reflecteren op de lespraktijk. Op welk niveau heb je technologie ingezet?
Framework for developing digital competence
Op e-learning.nl vond ik laatst een verslag van Wilfred Rubens over een presentatie die Brian Holmes gaf. Hij noemt in die presentatie een framework for developing digital competence (Ferrari, Punie & Brecko, 2013). Als ik het goed begrijp, onderscheidt dat framework 5 verschillende onderdelen.
1. Information - can critically evaluate information
2. Communication - participates in online collaboration, teamwork
3. Content creation - Can use and create online content
4. Safety - Understands personal identity, netiquette
5. Problem solving - Knows how to use ICT for innovation
Dit kader lijkt niet (uitsluitend) te slaan op de praktijk van leraren, maar gaat over digitale competenties in het algemeen. Toch is dit goed bruikbaar als een soort meetlat om de bekwaamheid van leraren tegenaan te leggen, denk ik.
ICT-bekwaamheid van leraren (Kennisnet)
Deze publicatie van Kennisnet is wel speciaal voor (of over) leraren gemaakt. Zij beschrijven drie kerntaken waarin digitale bekwaamheden een rol spelen. Als voorwaarde om die drie kerntaken met ict te kunnen uitvoeren heb je wel digitale basisvaardigheden nodig. Die worden apart benoemd. De kerntaken zijn:
A. Pedagogisch-didactisch handelen
B. Werken in de schoolcontext
C. Professionele ontwikkeling
Per kerntaak is dan verder uitgewerkt welke digitale bekwaamheden aanwezig zouden moeten zijn. Zie daarvoor deze publicatie.
Kennisbasis ICT (ADEF)
Een verder concretisering van het kader ict-bekwaamheid van leraren is de Kennisbasis ICT. Deze is opgesteld als handvat voor de lerarenopleidingen zodat die ervoor kunnen zorgen dat alle startbekwame leraren ook voldoende ict-bekwaam zijn. In dit document zijn vier thema's benoemd.
1. Attitude, waarbinnen verschillende rollen benoemd worden.
2. Digitale basisvaardigheden, waarbinnen de omgang met hard- en software benoemd wordt.
3. Digitale media- en informatiegeletterdheid, waarbinnen informatievaardigheden en mediawijsheid aan bod komen
4. Didactisch handelen, waarbinnen didactische keuzes, het omgaan met digitale leeromgevingen en het evalueren van onderwijs aan bod komen.
Voor ieder thema zijn gedragsindicatoren opgesteld. Zodoende kun je met dit model vrij eenvoudig komen tot een soort 'afvinklijst' waarmee je de digitale bekwaamheid van (aanstaande) leraren in kaart kunt brengen.
Gedifferentieerde scholing (Koen Steeman)
Daarnaast kwam ik laatst op Twitter nog het model van Koen Steeman tegen. Hij doet een master pedagogiek en hij heeft een model voor gedifferentieerde scholing gemaakt. Hij onderscheidt 5 stappen:
1. Team & Visie
2. Persoonlijk doel
3. Zien & Proberen
4. Durven & Doen
5. Vieren & Delen
Dit model kun je vooral gebruiken in de praktische uitwerking als je gaat nadenken hoe je deskundigheidsbevordering in je school vorm geeft als je met een heel team te maken hebt.
Werkplek leren (Jane Hart)
Via een blogpost van Wilfred Rubens kwam ik ooit uit bij een bijdrage van Jane Hart. Zij heeft (inmiddels) een boek geschreven over 'social learning'. Hoewel ik het boek niet in mijn bezit heb, is de inhoudsopgave wel door te bladeren. Daarin kun je zien dat ze ingaat op de volgende onderdelen:
- Social Learning in Workteams
- Online Communities en the workplace
- Connected learning activities
Als je wilt werken aan de digitale bekwaamheden van leraren, dan is een goede mogelijkheid om het leren van leraren in zijn algemeen op een digitale manier aan te pakken. En daar is dit kader misschien wel geschikt voor.
Persoonlijke Leer Netwerk
Leraren kunnen uiteraard ook zelf hun leren digitaal vorm geven. Ik doe dat bijvoorbeeld ondermeer door dit blog. (En anderen met mij.) Met digitale tools is het heel makkelijk om een persoonlijke leeromgeving te creëren. Je gaat gewoon personen volgen die dezelfde interesses hebben als jij. En vervolgens doe je verslag van jouw leren. Daar komt het in het kort op neer. Welke digitale tools je daarvoor gebruikt, kun je helemaal zelf bepalen. En daarmee werk je gelijk aan je digitale bekwaamheden.
Michel van Ast blogde daar vorig jaar over. Hij noemde dat de gelinkte leraar.
De consequentie daarvan is wel dat de behoefte aan goede modellen om de deskundigheid van leraren op technologisch gebied te verhogen toeneemt. We hebben simpelweg meer handvatten en ankers nodig waaraan we de kennis over (het verwerven van) digitale bekwaamheden kunnen verbinden. In een poging om een paar van deze modellen op een rij te zetten, schrijf ik deze blogpost.
TPACK
Het model van Mishra & Koehler beschreef ik vorige week in een aparte blogpost. De kernbegrippen uit dit kader zijn de drie verschillende soorten kennis die een leraar zou moeten bezitten, namelijk: de pedagogisch-didactische kennis, de vakinhoudelijke kennis en de technologische kennis. Over de inhoud van die kennisdomeinen zegt het model niets. Het geeft vooral weer hoe die drie domeinen op elkaar inwerken. Dit model helpt leraren om te reflecteren op die drie soorten kennis in relatie tot elkaar.
SAMR
Dit model heb ik ook al eens eerder beschreven. Dit model geeft vier niveaus weer waarop technologie in de les ingezet wordt. Substition, Augmentation, Modification en Redefinition. Het model helpt leraren reflecteren op de lespraktijk. Op welk niveau heb je technologie ingezet?
Framework for developing digital competence
Op e-learning.nl vond ik laatst een verslag van Wilfred Rubens over een presentatie die Brian Holmes gaf. Hij noemt in die presentatie een framework for developing digital competence (Ferrari, Punie & Brecko, 2013). Als ik het goed begrijp, onderscheidt dat framework 5 verschillende onderdelen.
1. Information - can critically evaluate information
2. Communication - participates in online collaboration, teamwork
3. Content creation - Can use and create online content
4. Safety - Understands personal identity, netiquette
5. Problem solving - Knows how to use ICT for innovation
Dit kader lijkt niet (uitsluitend) te slaan op de praktijk van leraren, maar gaat over digitale competenties in het algemeen. Toch is dit goed bruikbaar als een soort meetlat om de bekwaamheid van leraren tegenaan te leggen, denk ik.
ICT-bekwaamheid van leraren (Kennisnet)
Deze publicatie van Kennisnet is wel speciaal voor (of over) leraren gemaakt. Zij beschrijven drie kerntaken waarin digitale bekwaamheden een rol spelen. Als voorwaarde om die drie kerntaken met ict te kunnen uitvoeren heb je wel digitale basisvaardigheden nodig. Die worden apart benoemd. De kerntaken zijn:
A. Pedagogisch-didactisch handelen
B. Werken in de schoolcontext
C. Professionele ontwikkeling
Per kerntaak is dan verder uitgewerkt welke digitale bekwaamheden aanwezig zouden moeten zijn. Zie daarvoor deze publicatie.
Kennisbasis ICT (ADEF)
Een verder concretisering van het kader ict-bekwaamheid van leraren is de Kennisbasis ICT. Deze is opgesteld als handvat voor de lerarenopleidingen zodat die ervoor kunnen zorgen dat alle startbekwame leraren ook voldoende ict-bekwaam zijn. In dit document zijn vier thema's benoemd.
1. Attitude, waarbinnen verschillende rollen benoemd worden.
2. Digitale basisvaardigheden, waarbinnen de omgang met hard- en software benoemd wordt.
3. Digitale media- en informatiegeletterdheid, waarbinnen informatievaardigheden en mediawijsheid aan bod komen
4. Didactisch handelen, waarbinnen didactische keuzes, het omgaan met digitale leeromgevingen en het evalueren van onderwijs aan bod komen.
Voor ieder thema zijn gedragsindicatoren opgesteld. Zodoende kun je met dit model vrij eenvoudig komen tot een soort 'afvinklijst' waarmee je de digitale bekwaamheid van (aanstaande) leraren in kaart kunt brengen.
Gedifferentieerde scholing (Koen Steeman)
Daarnaast kwam ik laatst op Twitter nog het model van Koen Steeman tegen. Hij doet een master pedagogiek en hij heeft een model voor gedifferentieerde scholing gemaakt. Hij onderscheidt 5 stappen:
1. Team & Visie
2. Persoonlijk doel
3. Zien & Proberen
4. Durven & Doen
5. Vieren & Delen
Dit model kun je vooral gebruiken in de praktische uitwerking als je gaat nadenken hoe je deskundigheidsbevordering in je school vorm geeft als je met een heel team te maken hebt.
Werkplek leren (Jane Hart)
Via een blogpost van Wilfred Rubens kwam ik ooit uit bij een bijdrage van Jane Hart. Zij heeft (inmiddels) een boek geschreven over 'social learning'. Hoewel ik het boek niet in mijn bezit heb, is de inhoudsopgave wel door te bladeren. Daarin kun je zien dat ze ingaat op de volgende onderdelen:
- Social Learning in Workteams
- Online Communities en the workplace
- Connected learning activities
Als je wilt werken aan de digitale bekwaamheden van leraren, dan is een goede mogelijkheid om het leren van leraren in zijn algemeen op een digitale manier aan te pakken. En daar is dit kader misschien wel geschikt voor.
Persoonlijke Leer Netwerk
Leraren kunnen uiteraard ook zelf hun leren digitaal vorm geven. Ik doe dat bijvoorbeeld ondermeer door dit blog. (En anderen met mij.) Met digitale tools is het heel makkelijk om een persoonlijke leeromgeving te creëren. Je gaat gewoon personen volgen die dezelfde interesses hebben als jij. En vervolgens doe je verslag van jouw leren. Daar komt het in het kort op neer. Welke digitale tools je daarvoor gebruikt, kun je helemaal zelf bepalen. En daarmee werk je gelijk aan je digitale bekwaamheden.
Michel van Ast blogde daar vorig jaar over. Hij noemde dat de gelinkte leraar.
Label:
bekwaamheid,
denkmodel,
ict,
leernetwerk,
onderwijs
dinsdag 4 februari 2014
Overal robots. Ook in het onderwijs?
Het Rathenau Instituut publiceerde in mei 2012 een rapport over de roboticarevolutie (pdf). De wát? De RO-BO-TI-CA-revolutie. Het gaat hier niet om robots die de macht grijpen (nog niet.. ;-)), maar om het feit dat robots voor steeds meer taken beschikbaar zijn.
In het rapport - dat inmiddels dus al weer anderhalf jaar oud is, dus echt recent kun je het niet noemen op dit gebied.. - is een aantal taken benoemd waarvoor robots ingezet kunnen (gaan) worden.
1. Thuisrobot - huishouden en amusement
2. Zorgrobot
3. Robotauto
4. Politierobot
5. Militaire robot
Op nu.nl zag ik een tijdje geleden filmpjes van looprobots die voor het Amerikaanse leger ontwikkeld worden. Vrij indrukwekkend vond ik de stand van die techniek. Het bedrijf Boston Dynamics is daar verantwoordelijk voor. In december 2013 kwam trouwens het nieuws naar buiten dat Google het bedrijf heeft opgekocht (en nog zes andere soortgelijke bedrijven..)
Moet je kijken waartoe ze nu (al) toe in staat zijn:
In december vond er een wedstrijd plaats waarbij softwaremakers zulke robots konden programmeren. Het doel ervan was om ze bepaalde autonome taken te laten uitvoeren. De robots zouden ingezet moeten worden bij reddingsacties bijvoorbeeld.
Maar zijn robots ook inzetbaar in het onderwijs? Dat is de vraag waar de schrijver van deze blogpost zich over buigt. Hij noemt onder andere het pilotproject uit Zuid-Korea waarbij een lesrobot werd ingezet om kinderen van de lagere school Engelse les te geven. Het ging om de EngKey, die je in onderstaand filmpje ziet op een school in de Filipijnen.
De EngKey is ontwikkeld door het Korea Institute of Science and Technology. Er was daar een tekort aan Engelssprekende docenten en door de inzet van die robots hoopten ze dat tekort op te lossen. Op die manier konden ze leraren Engels uit omringende landen 'een lichaam' geven in de klassen in Korea. Het project heeft 4 maanden gelopen en is daarna afgeblazen. In een artikel in Groove wordt hier het volgende over gezegd:
"“They are a gimmick, and a poorly implemented one at that, with results ranging from ineffective to embarrassing,” Deutsch said about the robots, which he had lambasted in 2010 when they first made news. “I think they were created to show it could be done, that manufacturers had the technology to produce them, with no real thought to whether they would have a real effect in the classroom."" (bron)
Hoewel experimenten met onderwijsrobots niet erg succesvol genoemd kunnen worden, en het nut ervan (nog) niet is bewezen, lijkt het niet onverstandig om een zekere oriëntatie op de mogelijkheden te ontwikkelen.
De toekomst waarin onze kinderen moeten functioneren zal er één zijn mét robots. In die zin is het verstandig om ze voor te bereiden op die toekomst. Hoe? Wie het weet mag het zeggen...
Les in programmeren is misschien een begin?
In het rapport - dat inmiddels dus al weer anderhalf jaar oud is, dus echt recent kun je het niet noemen op dit gebied.. - is een aantal taken benoemd waarvoor robots ingezet kunnen (gaan) worden.
1. Thuisrobot - huishouden en amusement
2. Zorgrobot
3. Robotauto
4. Politierobot
5. Militaire robot
Op nu.nl zag ik een tijdje geleden filmpjes van looprobots die voor het Amerikaanse leger ontwikkeld worden. Vrij indrukwekkend vond ik de stand van die techniek. Het bedrijf Boston Dynamics is daar verantwoordelijk voor. In december 2013 kwam trouwens het nieuws naar buiten dat Google het bedrijf heeft opgekocht (en nog zes andere soortgelijke bedrijven..)
Moet je kijken waartoe ze nu (al) toe in staat zijn:
In december vond er een wedstrijd plaats waarbij softwaremakers zulke robots konden programmeren. Het doel ervan was om ze bepaalde autonome taken te laten uitvoeren. De robots zouden ingezet moeten worden bij reddingsacties bijvoorbeeld.
Maar zijn robots ook inzetbaar in het onderwijs? Dat is de vraag waar de schrijver van deze blogpost zich over buigt. Hij noemt onder andere het pilotproject uit Zuid-Korea waarbij een lesrobot werd ingezet om kinderen van de lagere school Engelse les te geven. Het ging om de EngKey, die je in onderstaand filmpje ziet op een school in de Filipijnen.
De EngKey is ontwikkeld door het Korea Institute of Science and Technology. Er was daar een tekort aan Engelssprekende docenten en door de inzet van die robots hoopten ze dat tekort op te lossen. Op die manier konden ze leraren Engels uit omringende landen 'een lichaam' geven in de klassen in Korea. Het project heeft 4 maanden gelopen en is daarna afgeblazen. In een artikel in Groove wordt hier het volgende over gezegd:
"“They are a gimmick, and a poorly implemented one at that, with results ranging from ineffective to embarrassing,” Deutsch said about the robots, which he had lambasted in 2010 when they first made news. “I think they were created to show it could be done, that manufacturers had the technology to produce them, with no real thought to whether they would have a real effect in the classroom."" (bron)
Hoewel experimenten met onderwijsrobots niet erg succesvol genoemd kunnen worden, en het nut ervan (nog) niet is bewezen, lijkt het niet onverstandig om een zekere oriëntatie op de mogelijkheden te ontwikkelen.
De toekomst waarin onze kinderen moeten functioneren zal er één zijn mét robots. In die zin is het verstandig om ze voor te bereiden op die toekomst. Hoe? Wie het weet mag het zeggen...
Les in programmeren is misschien een begin?
Label:
programmeren,
robotica,
technologie,
toekomst
maandag 3 februari 2014
Ambassadeursdag ict-ers SCOH
Vijf keer in een jaar komen we bijeen. En afgelopen donderdag was het weer zo ver. Ooit begonnen we onder de hoede van Kennisnet in het ambassadeursprogramma dat toen nog bestond. De ict-coördinatoren verzamelen zich tegenwoordig in een schoolgebouw van SCOH en brengen daar de dag met elkaar door. De sfeer is altijd goed en de dagen worden gewaardeerd. Het is prettig om met gelijkgestemden bezig te kunnen zijn rondom bepaalde thema's. Deze keer waren de onderwerpen gecentreerd rondom de inzet van tablets en social media.
Tabletproject P. Oosterleeschool
Op één van mijn eigen scholen, zijn we bezig met een tabletproject. De twee groepsleerkrachten van de groepen 8 werden door hun directie in de gelegenheid gesteld om te komen vertellen over hun bevindingen tot nu toe. Wat volgde was een uitgebreide rapportage over de toepassingen en werkvormen waarmee nu geëxperimenteerd wordt in die groepen. De kracht van het project ligt mijn inziens voor een deel bij het feit dat het gelukt is om de collega's die voor de groep staan, eigenaar te maken van het project. Het is geen project van de ict-er, en niet van de directie. Zij bepalen zelf hoe ze de tablets inzetten, zij evalueren de activiteiten en geven aan waar ondersteuning wenselijk is.
Uit de zaal kwam op een gegeven moment de vraag hoe dit project samen te vatten is. Kun je heel kort samenvatten waar het project om draait? Waar kijk je vooral naar als je met tablets aan de slag gaat?
Mijn antwoord daarop was het woordje: feedback. Ik denk dat je met inzet van deze technologie feedback efficiënter, sneller en met een betere kwaliteit bij de leerling kan krijgen. Maar tegelijkertijd kun je door deze technologie ook gebruik maken van feedback die je als leraar van de klas krijgt.
Workshops ict-bekwaamheden en Mediamasters
Bijna iedere bijeenkomst van ict-coördinatoren bevat ook een onderdeel dat door de deelnemers zelf verzorgd wordt. Meestal draaien er twee sessie tegelijk naast elkaar. De groep gaat dan in tweeën en na een half uur wisselen de groepen. Daardoor heb je een kleiner groepje aan wie je de presentatie of workshop geeft en dit geeft meestal meer gelegenheid tot interactie.
Deze keer hadden we een sessie over ict-bekwaamheden. Eén school uit ons midden werkt met een model waarin de bekwaamheden van de collega's ingeschaald worden op een niveau van brons, zilver of goud. Hoe ze tot die indeling gekomen zijn en hoe dat uitwerkt in de praktijk, daar vertelden ze over. Op die school werkt het erg goed. De documenten zijn gedeeld via onze besloten Facebookgroep.
Andere bronnen om met ict-bekwaamheid aan de slag te gaan zijn de speciale site van Kennisnet en de Kennisbasis ICT 2013 van ADEF (pdf).
De andere sessie ging over Mediamasters. Een paar scholen hebben in november meegedaan met dit project. Een week lang krijgen leerlingen uit groep 7 opdrachten en activiteiten voorgeschoteld. Na een korte presentatie van één van de scholen volgde een gesprek over mediawijsheid in meer algemene zin.
Twee opmerkingen die gericht waren aan de organisatie van Mediamasters:
1. Waarom een week in november, in een tijd die voor de meeste basisscholen toch al druk is? Wie heeft bedacht dat dat een goede week zou zijn voor zo'n project?
2. Waarom is de omgeving van Mediamasters maar een week beschikbaar? Een voordeel van ict is toch dat het plaats- en tijdonafhankelijk ingezet kan worden? Voor Mediamasters kan dat toch ook opgaan?
Discussie Social Media
Na de lunch is onze programmamanager ICT aangeschoven voor een discussie over social media. In Socrative hadden we wat stellingen en vragen klaargezet rondom dit thema. De ict-coördinatoren reageerden eerst op de stellingen via hun eigen device. Daarna werden de resultaten op zo'n stelling op het scherm getoond en volgde er (eventueel) een gesprek. Dit was een erg prettige werkvorm. Inhoudelijk hebben we het hierdoor gehad over een belangrijk thema. En voor sommigen was het meteen een eerste kennismaking met hoe socrative in de praktijk ingezet kan worden. En dan snijdt het mes aan twee kanten. De bevindingen van dit gesprek worden meegenomen bij het formuleren van een protocol dat als kader gaat dienen voor de inzet van social media binnen SCOH.
Eduapp
's Middags mocht Richard Bergmans aansluiten in zijn rol als co-founder van eduapp.nl. Hij kwam ons een en ander vertellen over het gebruik van dit platform.
Werksessie
Afsluitend organiseerden we nog een werksessie. Op iedere bijeenkomst is er gedurende een half uur tot een uur ruimte om individueel aan eigen werk te werken. De meerwaarde om dat op die plek te doen, is dat je je eigen (soms heel praktische) vragen kunt neerleggen bij het netwerk dat daar realtime en in reallife tot je beschikking is. En daar wordt gretig gebruik van gemaakt.
Achteraf heb ik nog even via onze besloten Facebookgroep gevraagd hoe men de dag ervaren had. Conclusie: er werd teruggekeken op een zinvolle en leerzame dag.
Abonneren op:
Posts (Atom)