maandag 31 maart 2014

Kessels over gedeeld leiderschap #inhmli

Afgelopen vrijdag kwam Joseph Kessels (@JosephWMarie) de derde masterclass van dit semester geven. Hij is hoogleraar opleidingskunde bij de OU. En hij heeft ons bijgepraat over leiderschap in de professionele ruimte.
Volgens Kessels heb je grofweg twee soorten leiderschap. De eerste is positioneel leiderschap, de tweede noemt hij gedeeld (of gespreid) leiderschap. Aardig is dat hij bij de twee soorten leiderschap voorbeelden uit de natuur haalt die mooi verbeelden hoe het type leiderschap in elkaar zit.

Positioneel leiderschap
Leiderschap wordt vanuit dit perspectief bepaald door de positie die iemand inneemt in de organisatie. Je bent de leider omdat je directeur van de toko bent. Je bent de leider omdat je ervoor betaald wordt. Beelden die dat illustreren zijn de mannetjesleeuw, de leider van de olifantenkudde of de (Barneveldse) haan die zijn kippen leidt. Het gaat hier om hiërarchisch leiderschap waarbij de baas de eindverantwoordelijkheid draagt voor het hele reilen en zeilen van de organisatie.

Gedeeld leiderschap
Vanuit dit perspectief wordt leiderschap benaderd vanuit bekwaamheid. Degene die van een domein of een onderwerp het meeste verstand heeft, neemt (tijdelijk) de leiding op zich. Op andere onderwerpen is dat weer een ander uit de groep. En zo wisselt het leiderschap van man tot man (of vrouw) al naar gelang de situatie erom vraagt. Beelden uit de natuur die hierbij horen zijn een zwerm vogels, een school vissen of een mierenkolonie. Het gaat hier om een genetwerkte vorm van leiderschap waarbij de omstandigheden en de kennis en ervaring van de leden van de groep bepalen wie op dat moment de verantwoordelijk neemt.

Talentontwikkeling vs. Performance verbetering
In een productiesamenleving is gehoorzaamheid erg gewenst. Dat past bij een hiërarchische inrichting van leiderschap. Dat is geënt op het steeds efficiënter organiseren van het werk, ook wel performance verbetering genoemd. Maar onze samenleving is veranderd naar een kennissamenleving. Daar is talentontwikkeling belangrijk geworden, omdat voor complexe kennisintensieve taken creativiteit en eigen initiatief nodig zijn.

Talentontwikkeling vereist:
Nieuwsgierigheid, betekenisvol werk, bevlogenheid, passie, vertrouwen, autonomie, vrijheid, zelfsturing, geloof in eigen kunnen, zin in leren en onderzoek en een gunstig leerklimaat.

Performance verbetering vereist:
Prestatieafspraken, administratieve regels, centrale sturing, gehoorzaamheid, kwaliteitscontrole, verantwoording, registratie en accreditatie, centrale toetsen en toezicht inspectie.

Professionele ruimte
Kessels houdt de stelling aan dat gedeeld leiderschap noodzakelijk is om de professionele ruimte van leraren te vergroten. Als je de professionele ruimte vergroot zal er meer tevredenheid, grotere bekwaamheid en uiteindelijk betere resultaten van het werk te verwachten zijn. (Hoe je die resultaten meet, is een apart onderwerp overigens.)

Cruciaal hierbij is dat leraren leren om te werken binnen een organisatie waarin gedeeld leiderschap normaal is. De leden van zo'n team moeten namelijk wel leiderschapskenmerken verwerven, en - misschien nog wel belangrijker - elkaar die ook toekennen. De vraag hoe je dat vorm geeft in een organisatie die -hoe dan ook- volgens een bepaalde hiërarchie is opgebouwd is niet makkelijk te beantwoorden. Waar je in ieder geval voor moet zorgen is dat de leden van het team van elkaars expertise op de hoogte zijn. Dat is de eerste stap die je kunt zetten. Als je niet van elkaars kunde op de hoogte bent, kun je elkaar er ook geen leider in maken.


Na de masterclass hebben een aantal medestudenten en ik een interview(tje) met Joseph Kessels opgenomen. Hieronder het resultaat.




De literatuur die we vooraf moesten lezen vind je achter deze link.
Een blogpost van @JeroenBottema over dezelfde masterclass vind je op zijn blog Leervlak.



woensdag 26 maart 2014

Learning analytics nog onvolwassen onderwerp: een concreet voorbeeld

Door een blogpost van Wilfred Rubens werd ik geattendeerd op een position paper van Norm Friesen. Hij schrijft over learning analytics, dat door Wilfred Rubens een onvolwassen onderwerp wordt genoemd.
Ik ben het met hem eens dat het onderwerp nog een ontwikkeling door te maken heeft. Kennisnet besteedt hier aandacht aan het onderwerp. En de overheid heeft het onderwerp ook op het vizier, al is het alleen maar omdat het gepersonaliseerd leren beter mogelijk maakt. Learning analytics is een veelbelovende ontwikkeling waardoor zinvol gebruik gemaakt kan worden van technologie voor leren.

Norm Friesen hanteert een model waarin de functies en rollen van learning analytics beschreven worden. Zie bijgaand figure 1.) De data worden gegenereerd aan de leerlingzijde en vinden vervolgens hun weg naar gebruik door de school of de leraar om het leerproces te optimaliseren. De student zelf krijgt feedback van het systeem door een eigen dashboard of hij krijgt feedback die de leraar op basis van de data geeft. De data wordt verzameld op drie verschillende niveaus.
1. Transcript data indicating previous performance
2. Inventories of preferences
3. Online course activity
Daarna worden ze geanalyseerd en via specifieke dashboards doorgezet naar verdere betrokkenen.

In het model bewandelen de data drie paden. Eén pad gaat van de leerling naar de leraar waardoor (door de leraar) betere feedback geformuleerd kan worden. De andere twee paden leiden naar de program advisor en de executive. In het Nederlandse basisonderwijs zou de laag van program advisor vertegenwoordigd worden door de educatieve uitgever van de methode of degene die op de school verantwoordelijk is voor de beslissingen over welke methode wordt aangeschaft en hoe die wordt gebruikt. De executive is de directeur van de school of de bovenschools verantwoordelijke voor het onderwijsbeleid, denk ik.

Bij het 'lezen' van dit model heb ik de behoefte om het een en ander voor mezelf concreet te maken. Als voorbeeld kan ik daarvoor de software van Ambrasoft nemen. Ambrasoft is methode-onafhankelijke software voor taal en rekenen voor de groepen 3 t/m 8. Noordhoff is de uitgever en werkt samen met Cito. De software wordt (webbased) ontsloten via het portaal www.mijnklas.nl. Binnen het programma is een leerlingdashboard beschikbaar en zijn er ook allerlei leerlingrapporten samen te stellen aan de achterkant van het systeem door de leraar. Het gaat hierbij uitsluitend om 'course data'. De gegevens die vastgelegd worden bestaan uit behaalde resultaten (scoren van goed/fout) op online oefeningen, het aantal werkmomenten en het (voorlopige) eindniveau.

Hieronder ter illustratie een (gefingeerd) voorbeeld van het leerlingdashboard dat Ambrasoft biedt. De leerling kan dit in zijn beginscherm zelf opvragen en op basis daarvan zien wat zijn niveau is op de verschillende onderdelen. Of dit effectieve feedback is in het kader van het optimaliseren van het leerproces valt te betwijfelen. Maar het is een begin. Het geeft in ieder geval een stand van zaken weer (summatieve feedback). Het zou mooi zijn als het systeem in de toekomst omgebouwd kan worden naar een meer formatievere vorm van feedback.

Hieronder staat een voorbeeld van data die de leraar uit het systeem kan halen. Het is een rapport van een specifiek onderdeel, in dit geval vakgebied rekenen, onderdeel cijferen. Iedere kleur is een leerling. Het aantal werkmomenten is afgezet tegen het tot dan toe behaalde niveau. Mogelijkheden om deze dataset te verbeteren zouden de volgende zijn:
- de bestede tijd door de leerling per oefening weergeven
- duidelijker zijn over wat het behaalde niveau inhoudt. Wellicht differentiëren naar bekende moeilijkheden in het domein (lenen bij het buurgetal in dit geval bijvoorbeeld.)
- niet alleen het aantal werkmomenten noemen, maar ook een mogelijkheid om de tijdstippen waarop gewerkt is weergeven. (Hierbij zou het ook handig zijn om de leerlingen thuis toegang te geven. Dat is op dit moment helaas niet mogelijk. Een gemiste kans in het kader van effectief gebruik van ict als je het mij vraagt.)

Of de huidige data uit het systeem van Ambrasoft leiden tot betere feedback door de leraar, waag ik te betwijfelen. Daarvoor is de dataset misschien te beperkt. Maar ook hier geldt: het is een begin.

Even terug naar het paper van Norm Friesen. Zijn model geeft een goed beschrijvend referentiekader waardoor scholen en uitgevers hun gebruik van datasets voor het geven van feedback kunnen verbeteren.
Dat het onderwerp onvolwassen is, laat dit concrete voorbeeld mijn inziens duidelijk zien. Maar tegelijkertijd laat het voorbeeld wel zien dat er al vormen van learning analytics zijn en dat de gegenereerde datasets te verbeteren en uit te breiden zijn. Dat biedt perspectief voor de toekomst van dit onderwerp.

dinsdag 25 maart 2014

3D zonnestelsel op je digibord

Ik weet nog goed dat ik op zeker moment in een groep 4 met een voetbal en een tennisbal in mijn hand aan de leerlingen probeerde uit te leggen hoe dat nou zat met de draaiing van de Aarde om de zon. Eens in de zoveel tijd komt dat onderwerp ter sprake, lijkt het wel.
Ik had toen nog geen digibord en probeerde met een simpel tekeningetje en twee ballen duidelijk te maken hoe de Aarde in een baan om de zon bewoog.

Voor leraren in de tegenwoordige tijd (met digibord) is er hulp van NASA. Zij hebben een applicatie gemaakt (eerst een plugin downloaden) waarmee je een 3D model van het zonnestelsel kunt projecteren op je digibord. Je kunt inzoomen en uitzoomen. Je kunt naar de maan reizen, zien welke satellieten er rond de Aarde zweven en waar de verschillende actieve 'ruimteschepen' zich bevinden. Bovenal geeft het je veel meer dan de voetbal en de tennisbal het gevoel van de grootte van de afstanden in het heelal. De Aarde en de maan zijn echt maar heel kleine bolletjes steen.

Wil je het uitproberen? Kijk hier.

Gespot via: FreeTech4Teachers

maandag 24 maart 2014

Doorbraakproject Onderwijs en ICT

De overheid heeft zichzelf tot doel gesteld om meer gepersonaliseerd leren mogelijk te maken door gebruikmaking van ict in het onderwijs. Een gezamenlijk initiatief van de PO-raad, VO-raad en de ministeries van OCW en EZ wil dat door middel van een doorbraakproject bereiken. Er worden kansen gezien voor het vormgeven van passend onderwijs en programma's voor talentontwikkeling. En een betere inzet van ict zou dat mogelijk moeten maken. Voor marktpartijen zou er meer duidelijk moeten komen over verdienmodellen.
Op www.doorbraakonderwijsenict.nl is daar meer informatie over te vinden. Zij  proberen daar het project zo transparant mogelijk te maken. En dat is een goede zaak.

Ze zijn begonnen met een marktconsultatie. Dat houdt in dat partijen die in de markt van ict en onderwijs opereren bevraagd zijn op hun standpunten aan de hand van een vooraf opgestelde vragenlijst. Bij de doelgroep van die consultatie moet je dan denken aan:
a. leveranciers van leerlingvolgsystemen, (digitale) methoden en/of planningsystemen
b. leveranciers van devices en connectiviteit
c. leveranciers van software en systemintegrators (wat dat laatste precies is, zou ik niet weten..)
d. partijen uit de gamingindustrie en creatieve sector.

Op 8 november 2013 vond een bijeenkomst plaats waar de deelnemende marktpartijen gesproken hebben met vertegenwoordigers van de PO-raad, de VO-raad en het ministerie. In één van de documenten wordt een lijst opgenoemd van marktpartijen die hebben deelgenomen aan deze inventarisatie. Wat me aan die lijst opviel (voor wat betreft het PO) is dat een aantal in mijn ogen belangrijke spelers ontbreken. Zo zie ik als vertegenwoordigers van leerlingvolgsystemen Dotcomschool en Topicus (Parnassys) er wel tussen staan, maar Rovict (Esis) niet. En van de vier grote educatieve uitgeverijen is alleen Noordhoff apart vertegenwoordigd. De rest (Zwijsen, Malmberg en Thieme Meulenhoff) sturen gezamenlijk één vertegenwoordiger. Bij de groep netwerkbeheerders zie ik bijvoorbeeld wel Skool, maar niet de Odin-groep (Station-to-Station, Heutink ICT etc.) en QL-ict. Verder zijn van de grote internationale spelers wel Microsoft en Samsung vertegenwoordigd, maar Apple en Google niet. De Khan Academy NL is wel vertegenwoordigd, maar Rekentuin en Squla weer niet. En wat te denken van de afwezigheid van de grootste toetsleverancier: Cito. Als er één speler mee zou moeten praten over gepersonaliseerd leren dan is Cito een logische partner, lijkt me. Maar hebben die wel baat bij digitalisering?

Een doorbraakproject heet vooral zo omdat het doel is om een doorbraak te bewerkstelligen. Toch?
Echter, hoe moeilijk dat is in het Nederlandse onderwijs heeft het Basispoort-initiatief de afgelopen periode al bewezen. Dat initiatief beloofde minder administratieve last. Slimme koppelingen tussen leveranciers van verschillende digitale systemen zouden ervoor zorgen dat je als leraar minder wachtwoorden nodig hebt. Het resultaat is echter dat we er gewoon een systeem bij hebben waarbinnen we (ict-coördinatoren) zaken moeten instellen en er ook regelmatig dingen fout (kunnen) gaan. Veel van de beloofde koppelingen zijn (nog) niet gerealiseerd en de vraag is of die goed gaan werken.
Maar terug naar het doorbraakproject. Ik snap niet zo goed waarom ze er bij dit doorbraakproject voor gekozen hebben om het PO en het VO op één hoop gooien. Als je zo'n project per sector aanpakt is het al moeilijk genoeg om uit te voeren, denk ik.
Verder zou er mijn inziens eerst gewerkt moeten worden aan het binnenboord krijgen van de grootste spelers in de markt. Die leggen immers het meeste gewicht in de schaal.

Dit gezegd hebbende ben ik toch zeer benieuwd naar de vervolgstappen en wat het uiteindelijk gaat opleveren. Want het onderwijs kan wel een doorbraak gebruiken op het gebied van onderwijs met ict.

Wil je er meer over weten? Kijk dan op www.doorbraakonderwijsenict.nl.




woensdag 19 maart 2014

Masterclass privacy door Kennisnet

Binnenkort organiseert Kennisnet een online masterclass over privacy in het onderwijs. Tussen 8 en 23 april vinden verschillende sessies plaats. En jij kunt er gewoon gratis aan deelnemen. Kennisnet schrijft zelf hierover:

"Privacy is een thema dat door de digitalisering van de maatschappij en de populariteit van sociale media meer leeft dan ooit. Er wordt steeds meer online met elkaar gedeeld en dit roept vragen op over wat wel of niet wijsheid is. Ook scholen krijgen steeds vaker te maken met privacyvraagstukken.
Wil je je meer weten over privacy en je hierin verdiepen? Dan is de online masterclass interessant voor jou. De online masterclass Privacy start op dinsdag 8 april en loopt tot en met woensdag 23 april. In 4 webinars vertellen verschillende experts van Kennisnet je meer over Privacy. Na afloop van de online masterclass Privacy kun je als deelnemer een ‘Certificaat van deelname’ ontvangen. De voorwaarden hiervoor zijn, dat je minimaal 3 webinars en de special webinar live hebt gevolgd."

Meer informatie over de verschillende sessies, de tijdstippen en de onderwerpen vind je bij Kennisnet.

dinsdag 18 maart 2014

Edubloggers op IPON

Helaas kan ik niet op de IPON aanwezig zijn in verband met andere verplichtingen. Maar ik wil jullie wel even op de hoogte stellen van het feit dat de edubloggers deze keer ook vertegenwoordigd zijn op de IPON met een eigen stand.

Meer informatie vind je bij Willem of Karin. Of natuurlijk op de site van IPON. Dus mocht je van plan zijn om naar de IPON te gaan, breng dan ook een bezoekje aan de stand van de edubloggers.

"Nu is het hoog tijd voor de EDUbloggers om zich te presenteren tijdens de IPON van 2014. Wil je wel eens een EDUblogger de hand schudden of ermee in gesprek gaan over onderwijs? Wil je weten wat een EDUblogger beweegt om steeds stukjes te schrijven? Ben je fan van een speciale EDUblogger of van meet&greet-momenten? Wil je zelf gaan bloggen en heb je vragen over hoe je dat moet aanpakken? Wil je misschien zelf EDUblogger nummer 251 worden? Kom dan langs op de EDUbloggers-ontmoetingsplek [standnr E016] en vraag hen het hemd van het lijf.


Nog niet ingeschreven voor de IPON doet dit dan nog snel. Bij voorinschrijving is de toegang gratis."

maandag 17 maart 2014

Waar zit ICT in het curriculaire spinnenweb? #inhmli

Afgelopen vrijdag kwamen we met de masterstudenten bij elkaar om te luisteren naar Jan van den Akker van het SLO. Hij ging in op het onderwerp leerplanontwikkeling. Eén van de modellen die hij besprak was het curriculaire spinnenweb.

Bij het ontwikkelen of verbeteren van een curriculum heb je volgens Jan van den Akker te maken met verschillende elementen die hij zich voorstelt als een soort web. Er is voor die metafoor gekozen omdat de afzonderlijke draden van een web vrij sterk zijn en structuur geven aan het geheel. Als je aan zo'n draad trekt, heeft dat invloed op het geheel. En als je te hard trekt, maakt dat andere onderdelen van het web misschien wel kapot.

De elementen waaruit een curriculum bestaat (en waar je dus aan zou kunnen sleutelen) zijn in willekeurige volgorde:
- Leerdoelen
- Leerinhoud
- Leeractiviteiten
- Docentrollen
- Bronnen en materialen
- Groeperingsvormen
- Leeromgeving
- Tijd
- Toetsing

In het midden van het web vind je de visie op leren of de visie op onderwijs. Vanuit die visie bepaal je de invulling van de afzonderlijke elementen. We kunnen ons daar allemaal wat bij voorstellen, denk ik.

Een vraag die door een medestudent gesteld werd, was waar ICT zich in dit web nou precies bevond. Er wordt vaak meteen gedacht aan het element 'bronnen  en materialen'. En als je ICT maar op één plek zou mogen indelen, is dat misschien wel de meest logische plek. Ik denk dat veel leraren ICT op die manier benaderen.
Maar als je er verder over gaat nadenken, kun je gemakkelijk tot de conclusie komen dat ICT prima zijn plek kan krijgen binnen andere elementen van het web.
Je kunt ICT inzetten als bron zoals je een boek ook gebruikt. Maar je kunt ICT ook inzetten als (virtuele) leeromgeving. Daarnaast kun je met behulp van ICT de door de leerling bestede lestijd uitbreiden omdat het tijd- en plaatsonafhankelijk leren mogelijk maakt. Bovendien kan ICT ervoor zorgen dat er andere groeperingsvormen mogelijk worden. Je kunt meer op niveau (niveaugroepen), of meer op interesse (interessegroepen) samenstellen met behulp van data die door ICT verzameld wordt. En dat kun je dan ook weer met veel omvangrijkere groepsgroottes doen dan zonder ICT.
Met ICT zijn andere leeractiviteiten mogelijk. Denk aan locatiegebonden activiteiten (mobile learning) of activiteiten waarbij social media worden gebruikt om experts te raadplegen. In die zin kan ICT ervoor zorgen dat er meer authentieke leeractiviteiten worden ondernomen.
De docentrollen kunnen onder invloed van ICT ook variëren. Bij weblectures zijn die docentrollen weer anders dan bij activiteiten waarbij peers elkaar feedback geven op geschreven producten (via bijvoorbeeld www.annotatiesysteem.nl).
En tenslotte wil ik de toetsing nog noemen. Want ICT zou er wel eens voor kunnen zorgen dat toetsen in de toekomst samengaat met oefenen. Kijk naar initiatieven als Rekentuin. Als je gebruik maakt van zo'n systeem, hoef je in theorie niet meer apart te toetsen. Daarmee versmelten leeractiviteiten met toetsvormen onder invloed van ICT.

Dus om antwoord te geven op de vraag waar ICT zit in het curriculaire spinnenweb: het lijkt erop dat ICT eerder de spin in het web is. En waar die zit, ligt maar net aan het feit waar de vetste vliegen in het web gevangen worden.


Meer info over leerplanontwikkeling vind je bij het SLO via deze link. (Dat is ook meteen de bron van de afbeelding bij deze blogpost.)


woensdag 12 maart 2014

Waarom blended learning steeds meer voor de hand gaat liggen

Ik heb deze week maar weer eens door het rapport van het Innosight Institute over blended learning gebladerd. Af en toe kom ik dat rapport op de één of andere manier tegen in mijn berichtenstroom. Deze keer zag ik ergens hem ergens met APA referentie genoemd. Dat ziet er dan zo uit: (Staker&Horn, 2012).

In dat rapport beschrijven ze vier verschijningsvormen van blended learning. Daar ben ik in een eerdere blogpost wel eens op ingegaan. In hetzelfde rapport zag ik deze keer ook een kadertje (blz. 6) staan waarin in het kort eigenlijk beschreven stond waarom blended learning (een mix tussen online en op school leren) steeds meer voor de hand gaat liggen.
Dat heeft te maken met hoe mensen (kunnen) leren. Leerprocessen zijn het krachtiger als de leerlingen zeggenschap hebben over hun eigen leren. Dat betekent vaak dat de leraar het wel moet over durven laten aan de leerlingen. En dat is tegenwoordig eigenlijk geen keuze meer. Dat uit zich in de volgende vier dimensies.

1. Tijd
Leren beperkt zich niet alleen tot schooltijden.

2. Plaats
Leren vindt niet alleen plaats binnen de muren van de school.

3. Pad
De leraar bepaalt niet langer (alleen) de didactiek waarlangs de leerlingen leren. Er zijn slimme programma's en online oefenvormen die het leerpad (mede) bepalen.

4.  Tempo
Leren aanpassen aan het tempo van een klas is voor individuele leerlingen niet meer noodzakelijk. Je kunt in je eigen tempo verder.

Als je de autonomie of zeggenschap van een leerling over zijn eigen leerproces in het licht van deze vier dimensies bekijkt, kun je niet anders dan concluderen dat een juiste mix van online en face-to-face leren meer zeggenschap bij de leerling neerlegt. Dat maakt het steeds voor de hand liggender om serieus werk te gaan maken van blended learning.

Hoe? Kijk eens hier.


(bron afbeelding)

dinsdag 11 maart 2014

3 functies van bloggen

In een bericht op zijn blog zet Richard Byrne uiteen wat volgens hem de drie functies van bloggen zijn. Die functies kun je gebruiken om je eigen leerproces vorm te geven, of om leerprocessen van je leerlingen (mede) vorm te geven.

1. Distributie
Een blog kan gebruikt worden om informatie te distribueren. Je kunt berichten plaatsen met opdrachten, herinneringen of algemene informatie over wat er in jouw klas gebeurt. Een soort nieuwsbrief dus.

2. Discussie
Je zou het ook dialoog kunnen noemen. Je plaatst informatie waarvan je wilt dat je leerlingen erop gaan reageren. Een 'vraag van de week' of een interessant artikel dat je laatst gelezen hebt dat je wilt bediscussiëren. Je kunt hierbij ook denken aan het laten schrijven van berichten door leerlingen die dan op het blog geplaatst worden, en waardoor anderen leerlingen de gelegenheid krijgen om erop te reageren.

3. Demonstratie
Bij deze vorm laat je leerlingen hun eigen blogs creëren met als doel om ze een soort digitaal portfolio te laten opbouwen. Ze kunnen op dat blog laten zien wat ze bezighoudt, wat ze geleerd en gemaakt hebben.


Ik vind het een mooie onderverdeling van verschillende functies die een blog zou kunnen hebben bij gebruik in je onderwijs. Verder denk ik dat de eerstgenoemde minder complex uit te voeren is dan de tweede, en de tweede is weer eenvoudiger dan de derde functie.
Tegelijkertijd denk ik dat je niet eerst met distributie hoeft te beginnen als je met blogs in je onderwijs start.

Verder denk ik dat deze functies ook gebruikt kunnen worden als kader bij microblogging. Ook al wordt het waarschijnlijk een stuk moeilijker om bepaalde ideeën goed samen te vatten in 140 tekens.


(bron afbeelding)

maandag 10 maart 2014

Trello, eenvoudig takenlijstjes bijhouden

Voor het bijhouden van mijn takenlijstjes gebruik ik al sinds jaar en dag Evernote. Via een nieuwsberichtje dat over Spons.nl ging, kwam ik op hun Trello-board uit. En dat maakte me nieuwsgierig naar die manier van takenlijstjes bijhouden.

Op de website van Trello is een rondleiding te bekijken voordat je een account aanmaakt. Maar ik vond het zelf prettiger om even een account aan te maken om te kijken wat de mogelijkheden zijn. Een beetje proberen werkt voor mij beter.

Op Trello organiseer je je taken door ze in lijstjes te zetten op een board. Die boards kun je vervolgens weer delen met mensen binnen je organisatie. En op die manier kun je zelfs taken toewijzen. Dat maakt het systeem geschikt voor gebruik op individuele basis, maar ook geschikt om als een soort projectmanagement software te fungeren.

De takenlijstjes zijn via het web (browser) en via apps op iOS en Android te benaderen en te bewerken. Je kunt de takenlijstje op 'private' zetten, maar ook op 'public'. En daar hebben ze bij Spons.nl dus gebruik van gemaakt om helder te communiceren over welke zaken als eerste aangepakt gaan worden.

Trello is voor mij het proberen waard. Evernote werkt ook heel goed, maar ik vind het de laatste tijd wat traag draaien. Daarbij gebruik ik de gratis versie van Evernote (ik hou van gratis), maar het risico daarvan is dat je geen enkele garantie hebt op continuïteit van de dienstverlening. Dat heeft Google Reader pijnlijk duidelijk gemaakt. (En The Old Reader ook trouwens, daar kun je sinds kort binnen het gratis account nog maar 100 feeds lezen). Het is daarom misschien wel goed om bepaalde delen van mijn takenlijstjes over te hevelen naar andere diensten. Om het risico iets te spreiden.

Trello in de klas
Daarnaast kun je Trello wellicht ook gebruiken in de klas om leerlingen samen te laten werken aan bepaalde projecten. Laat ze op een gedeeld board eerst een lijst maken met alle zaken die moeten gebeuren. Daarna kunnen die taken toegewezen worden aan bepaalde personen. En iedereen kan van elkaar (realtime) zien wat zijn bijdrage aan het project is.
Dit zou je tijdens het werken zelfs op het digibord kunnen tonen als een soort planbord.

Welke mogelijkheden zie jij voor gebruik in je klas?

woensdag 5 maart 2014

5 redenen waarom veranderen zo complex is

Van mijn voorjaarsvakantie heb ik een klein deeltje besteed aan het lezen van het boek 'Leren veranderen'. In het eerste deel geven Léon de Caluwé en Hans Vermaak aan waarom veranderen zo complex is.

Waar in de veranderkunde plannen en strategieën vaak centraal staan om een organisatieverandering te laten plaatsvinden, schetsen ze in het begin van het boek meteen al een ander beeld. Misschien moeten we wel uitgaan van een complexe werkelijkheid die niet eens veranderd kan worden. Tenminste niet in de richting die in de plannen staat. Zij geven een vijftiental theorieën en beelden die de complexe werkelijkheid schetsen. Een aantal daarvan wil ik hier noemen, omdat die mij aanspreken.

1. Losse koppeling tussen opvattingen en gedrag
De normale kijk op opvattingen en gedrag is, dat je ervan uitgaat dat je gedrag volgt uit je opvattingen. Tenminste, zo zeggen de schrijvers, alle plannenmakerij is gebaseerd op dat uitgangspunt. Maar steeds meer psychologen lijken de stelling aan te hangen dat het in de praktijk precies andersom is. Mensen gedragen zich op een bepaalde manier (omdat de omgeving dat gedrag uitlokt, omdat het 'zo hoort', omdat ze niet anders kunnen) en daarna 'verzinnen' ze de opvattingen (het waarom) erbij. Het is een beetje zoals ik dat vroeger deed bij tekenles. We kregen aangeleerd dat iedere tekening een 'gedachte' moest hebben, een uitgangspunt, een verhaal. Je moest nadenken over kleurgebruik, compositie en perspectief. Vanuit dat verhaal tekende je dan je tekening. Bij mij was dat andersom. Ik tekende eerst; keek wat er lukte, welke kleur potlood niet geslepen hoefde te worden en waar ik zin in had. En pas als de beoordeling van de tekenjuf zich aandiende, verzon ik er een verhaal bij waarom ik bepaalde keuzes in kleurgebruik, compositie en perspectief had gemaakt.
Voor veranderaars de losse koppeling tussen opvattingen dus wel van belang. Je kunt dus ook gewoon eerst gedrag uitlokken en daarna werken aan de opvattingen die dat gedrag ondersteunen.

2. Autonome medewerkers en hiërarchische managers
Een school bestaat per definitie uit autonome medewerkers. De meesters en juffen voor de klas hebben veel te zeggen over de manier waarop ze hun werk doen. Dat moet wel want lesgeven is nou eenmaal geen simpel algoritme of een makkelijk trucje. Iedere situatie vraagt om zijn eigen respons. En de leraar moet daarin autonoom kunnen beslissen wat het beste past. Leraren hebben daardoor een bijna logische 'eigenwijzigheid' (nee, dat is geen woord..) over zich. En dat geeft drie problemen, namelijk:
- versnippering van kennis,
- middelmatigheid omdat er niet van elkaar geleerd wordt, en
- vrijblijvendheid (want wie ben jij om iets te zeggen over mijn kwaliteit).
Verder bestaat er een bepaalde hiërarchie in een school. Aan de top staat een directeur en daarboven vaak weer een bestuur met zijn eigen lagen. De directeur van een organisatie wordt vaak gezien als de man (of vrouw) met de touwtjes in handen. Zij maken graag overzichten, planningen en evaluaties om zodoende de organisatie te beheersen. In sectoren waar standaardisatie en efficiëntie een grote rol spelen, werkt dit ook. In organisaties met veel autonome medewerkers verloopt dit veel moeizamer.
Voor veranderaars is dit zinvol om rekening mee te houden omdat autonome medewerkers aan de ene kant niet gestuurd hoeven te worden (of willen worden), maar dat sturing aan de andere kant nodig is om versnippering, middelmatigheid en vrijblijvendheid tegen te gaan.

3. Pocket Veto
Hierbij gaat het om de (on)zichtbaarheid van het werk. Veel van het werk dat in een organisatie wordt gedaan, is onzichtbaar voor leidinggevenden. Bij plannenmakerij moet je daar rekening mee houden. Want je hebt de medewerkers nodig om die plannen tot uitvoer te brengen, terwijl je in veel gevallen niet kunt zien of ze het daadwerkelijk uitvoeren. Een Pocket Veto is het fenomeen dat mensen 'ja zeggen en nee doen'. En daardoor komt er dus weinig of geen verandering tot stand. Voor veranderaars is het dus nuttig om je bewust te zijn van dit gegeven. Er zullen altijd mensen zijn die een Pocket Veto proberen te hanteren. Je kunt het tegengaan door ervoor te zorgen dat het werk transparanter en minder onzichtbaar wordt gemaakt.

4. Informele organisatie
De formele organisatie kun je grofweg samenvatten in het organogram. Daarin kun je zien wie het voor het zeggen hebben, wie er op welke onderwerpen inspraak hebben, enz. Maar een organisatie bestaat voor een belangrijk deel ook uit de informele organisatie. Dat zijn de relaties tussen de verschillende leden van een organisatie. Naar informele leiders wordt namelijk ook geluisterd. En als de informele leiders niet op één lijn zitten met het formele beleid, dan is er dus een probleem.
Voor veranderaars is het goed om de informele organisatie in kaart te brengen. Je kunt dan bij bepaalde opiniemakers de veranderingen alvast voorweken voordat de plannen gelanceerd worden. Daarmee verhoog je de kans op draagvlak enorm.

5. Economische uitwisseling in groepen
Dit is het principe 'voor wat, hoort wat'. Mensen zijn geneigd om de energie die ze ergens in steken af te wegen tegen wat het hen opbrengt. Het gaat hier om zogenoemde immateriële goederen, zoals symbolen van goedkeuring, informatie of loyaliteit. Het uitwisselen van die immateriële goederen heeft implicaties voor de status of de invloed van medewerkers. Als een leraar om de haverklap leerlingen naar de directeur stuurt, zal die directeur op een gegeven moment het incident minder ernstig inschatten. Die leraar is dan in status gedaald. Maar als er een leerling voor zijn neus staat van een leraar die er nooit een kind uitstuurt, zal dat vrij hoog opgenomen worden. Die leraar heeft daardoor een bepaald status. Zo werkt het ook met hulp vragen of geven. Iedere medewerker heeft een bepaald aantal 'contanten' uit te wisselen waarmee hij zijn status kan verhogen of verlagen.
Voor veranderaars is dit goed om te weten omdat dit mechanisme ervoor zorgt dat mensen niet (meteen) het achterste van hun tong laten zien. En de veranderaar zelf heeft uiteraard ook een bepaald aantal 'contanten' in omloop.

Dit waren die voor mij meest aansprekende theorieën en beelden. In het boek noemen zij er veel meer, totaal 15 stuks verdeeld over vijf categorieën.

Ben je geïnteresseerd in het boek? Hier staat een samenvatting.


(bron afbeelding)

dinsdag 4 maart 2014

"Wat wil je later worden? Gelukkig!"

Geen uitgebreide blogpost vandaag. Wel een filmpje van een 13-jarige jongen die vertelt wat het juiste antwoord is op de vraag: Wat wil je later worden?





Hij wil dus gelukkig en gezond worden (of blijven eigenlijk). Hij heeft uitgezocht aan welke dingen hij aandacht moet besteden om dat doel te bereiken. (En dat zouden we dus allemaal). Hij noemt de volgende 8:
- lichaamsbeweging
- voeding
- verblijf in de natuur
- bijdragen aan de samenleving
- relaties hebben en onderhouden
- recreatie
- ontspanning en stressmanagement
- religie en spiritualiteit

Hij vraagt zich hardop af waarom er aan zoveel dingen aandacht wordt besteed, maar niet aan deze zaken. Wat het meest waardevol is, daar leren we kinderen het minst over op school. Hij heeft een punt...
Hij heeft het voor zichzelf opgelost door zelf zijn eigen onderwijs vorm te gaan geven. Hackschooling noemt hij dat.

maandag 3 maart 2014

Wifi gevaarlijk?

Zo nu en dan zie je berichten voorbij komen waarin gewaarschuwd wordt voor de gevaren van wifi en gsm straling. Zo ook dit bericht waar ik op werd geattendeerd door de PaboNieuwsdienst van de HAN.
Het bericht gaat over een groepje Deense tienermeisjes die voor een opdracht voor school een experiment opzetten. Met dat experiment wilden ze bewijzen dat wifi signalen slecht zijn. Het was ze opgevallen dat ze slecht sliepen als ze met hun mobiele telefoon naast hun hoofd sliepen. Omdat ze geen experiment konden bedenken waarbij ze dat gegeven konden onderzoeken, gooiden ze het over een andere boeg: de kiemkracht van tuinkers.

De proefopstelling bestond uit het plaatsen van een aantal bakjes met tuinkers dichtbij een router én een aantal zonder router. Met gelijkblijvende temperatuur, vochtigheid en licht zou een verschil in groei dan veroorzaakt (moeten) worden door de straling van de router.

Het experiment is op zijn zachtst gezegd opmerkelijk. Ik heb daar namelijk wel wat vragen bij. Maar goed, eerst de foto's maar eens. Die spreken voor zich (zeggen ze).


 

Het onderste bakje is het bakje naast de router. Slim om de beelden erbij te zetten, want dat heeft er zeker toe bijgedragen dat dit bericht op internet snel door nieuwsdiensten werd overgenomen. Beelden zeggen vaak meer dan woorden. Of toch niet?

Als je er dieper over nadenkt, zijn er wel wat kanttekeningen te plaatsen bij de uitkomsten. We gaan er hierbij nog wel even vanuit dat het experiment juist is uitgevoerd en de slechtere ontkieming van het tweede bakje tuinkers daadwerkelijk door straling veroorzaakt wordt.
Een vraag die ik er dan bij heb, is: wat is nu het verband tussen slecht slapen en de kiemkracht van tuinkers? Want die meiden wilden eigenlijk weten waarom ze slecht sliepen met een telefoon naast hun hoofd. Toch?
Verder zou ik wel willen weten dat als het door straling komt, of de afstand tot de stralingsbron nog uitmaakt.
En de laatste opmerking die ik had, is of bij dit experiment alternatieve verklaringen zijn uitgesloten. Waar kan de slechtere ontkieming van de tweede bak nog meer aan te wijten zijn?
Dat is gelijk een mooi bruggetje naar het bericht op Dutchcowboys.nl hierover. Want zij maken gehakt van de conclusies. Er (b)lijken inderdaad andere oorzaken in het spel te zijn. Lees daar meer.

Ik ben door dit experiment in ieder geval niet overtuigd. Wel denk ik dat het goed is om hier (beter) onderzoek naar te doen.

Wat vind jij? Gebruik jij wifi wel of niet? En hoe ernstig schat jij de effecten in?


*Update*
Patrick Koning attendeerde me erop dat het waarschijnlijk een hoax betreft. En het is inderdaad een ouder bericht dat in mei vorig jaar al opdook, leerde ik met een simpele google-zoekopdracht. Toen hebben veel nieuwssites het (te) snel overgenomen. Ik kan niet terugvinden dat het daadwerkelijk om een hoax zou gaan, maar er werd toen al gehakt gemaakt van de onderzoeksopzet en -uitvoering. De kritiek is bijvoorbeeld mooi verwoord in deze blogpost.
Toch blijft het bijzonder hoe makkelijk nieuwssites zonder enige inhoudelijke controle bepaalde berichten van elkaar overnemen. Wordt het niet eens tijd voor een keurmerk voor nieuwsdiensten... ;-)